ECLI:NL:RBZWB:2021:148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_562
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van verzoek om kwijtschelding van studieschuld door DUO

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van een studieschuld. Eiseres had in 2017 verzocht om kwijtschelding van haar studieschuld, maar DUO heeft dit verzoek in een primair besluit van 22 februari 2018 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar DUO verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 18 december 2018. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op een zitting op 11 juli 2019, waar eiseres en een vertegenwoordiger van DUO aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om DUO de gelegenheid te geven om een medisch adviseur in te schakelen voor een nadere beoordeling van de medische situatie van eiseres. De medisch adviseur concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor kwijtschelding op medische gronden, wat door de rechtbank als onzorgvuldig werd beoordeeld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat de medisch adviseur voldoende had toegelicht waarom eiseres niet voor kwijtschelding in aanmerking kwam.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de door DUO gehanteerde criteria voor kwijtschelding duidelijk zijn omschreven en dat de situatie van eiseres niet onder deze criteria valt. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar psychische situatie zodanig ernstig is dat dit aanleiding zou geven om van het beleid af te wijken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/562 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 februari 2018 (primaire besluit) heeft DUO het verzoek van eiseres om kwijtschelding van de studieschuld afgewezen.
In het besluit van 18 december 2018 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 11 juli 2019.
Hierbij waren aanwezig eiseres en mr. B.C. Rots namens DUO.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Voortgezette behandeling heeft plaatsgevonden in Breda op 1 december 2020. Eiseres is verschenen in persoon. DUO heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M.S. Slagter.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft op 11 december 2017 verzocht om kwijtschelding van de studieschuld. Bij besluit van 22 februari 2018 heeft DUO dit verzoek afgewezen. Op 4 april 2018 heeft zij hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 augustus 2018 heeft DUO aangegeven dat het verzoek om kwijtschelding van 4 april 2018 wordt afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft DUO aangegeven dat het bezwaarschrift van 4 april 2018 ten onrechte is aangemerkt als een verzoek om kwijtschelding. Het besluit van 3 augustus 2018 wordt ingetrokken. Verder heeft DUO het bezwaar van 4 augustus 2018 tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Het beroep is op de zitting van 11 juli 2019 behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om DUO in de gelegenheid te stellen de medisch adviseur de opdracht te geven nader te adviseren over de vraag of de situatie van eiseres medisch gezien gelijk is te stellen met een situatie op grond waarvan op basis van het beleid tot kwijtschelding van studieschuld wordt overgegaan. De medisch adviseur zal, nadat eiseres daartoe een machtiging heeft afgegeven, informatie inwinnen bij de behandelaar(s) van eiseres.
Op 3 oktober 2019 heeft medisch adviseur [naam medisch adviseur] geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor kwijtschelding van de studieschuld op medische gronden.
Eiseres heeft op 29 november 2019 schriftelijk gereageerd op het medisch advies.
Op 12 december 2019 heeft DUO een reactie ingediend.
Voortgezette behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 december 2020.
Standpunt eiseres
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat DUO vanwege de bijzondere situatie van eiseres moet afwijken van het beleid. Het medisch advies dat is ingewonnen lijkt ingegeven door iemand die de situatie niet kent, eiseres ook niet heeft gezien en de specialisten niet heeft gesproken. Dit is onzorgvuldig. De maandelijkse betalingsverzoeken van DUO hebben een dusdanige impact op het leven van eiseres dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het in stand houden van het bestreden besluit wakkert de PTSS van eiseres aan, waardoor zij niet kan functioneren.
Naar aanleiding van het advies van medisch adviseur [naam medisch adviseur] van 3 oktober 2019 geeft eiseres aan dat door de medisch adviseur enkel informatie is ingewonnen bij psycholoog [naam psycholoog] . Tijdens de eerdere zitting is afgesproken dat DUO bij haar twee behandelaars informatie zou inwinnen. Voor een duidelijk beeld is het belangrijk om met de twee behandelaars te spreken. Het traject bij psycholoog [naam psycholoog] is enige tijd geleden afgerond en zij is daardoor niet op de hoogte hoe het de laatste periode met eiseres gaat. Het onderzoek is onzorgvuldig uitgevoerd en het medisch advies is met een onvolledig beeld tot stand gekomen. Eiseres verzoekt DUO om het maandbedrag te verlagen.
Wettelijk kader
3. Op grond van artikel 6.2 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is eiseres verplicht tot terugbetaling van de studieschuld. De Wsf 2000 voorziet slechts in kwijtschelding bij het einde van de aflosfase en bij overlijden van de debiteur (zie artikel 6.16 van de Wsf 2000).
Op grond van de hardheidsclausule van artikel 11.5 van de Wsf 2000 kan DUO de terugbetalingsverplichting buiten toepassing laten of daarvan afwijken wanneer toepassing van de wet zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Ter zake van kwijtschelding hanteert DUO het beleid dat inhoudt dat op verzoek een resterende studieschuld wordt kwijtgescholden indien:
a. de debiteur een terminale ziekte heeft waardoor hij naar verwachting binnen een jaar
komt te overlijden;
b. de debiteur gedurende langere tijd in coma ligt;
c. de debiteur een psychiatrische patiënt is die is opgenomen in een inrichting en de situatie
uitzichtloos is;
d. de debiteur ernstig (geestelijk) gehandicapt is.
De achterliggende gedachte bij de totstandkoming van de genoemde categorieën is dat van debiteuren die in dergelijke medisch uitzichtloze situaties verkeren, op humanitaire gronden niet kan worden verlangd dat zij hun studieschuld nog (verder) terugbetalen.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1762) is het door DUO gevoerde kwijtscheldingsbeleid niet onredelijk.
Beoordeling van het geschil
5. Aan de orde is de vraag of DUO op goede gronden heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor kwijtschelding van haar studieschuld.
6.1
DUO heeft medisch adviseur F. [naam medisch adviseur] gevraagd of eiseres in aanmerking komt voor kwijtschelding van haar studieschuld op grond van het beleid van DUO.
6.2
Medisch adviseur [naam medisch adviseur] heeft zijn bevindingen in zijn rapportage van 31 juli 2018 uiteengezet. Hij heeft aangegeven dat hij medische informatie van psycholoog [naam psycholoog] en bedrijfsarts Van Wietingen heeft bestudeerd en dat uit de ter beschikking staande gegevens moet worden geconcludeerd dat er geen aanknopingspunt is te veronderstellen dat eiseres terminaal ziek is. Verder blijkt dat eiseres geen ernstige beperking van de intellectuele vermogens heeft en dat er bij eiseres derhalve geen sprake is van een ernstige geestelijke handicap. Gelet op de informatie van de bedrijfsarts en psycholoog moet volgens [naam medisch adviseur] worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een psychiatrisch patiënt wier situatie uitzichtloos is, zoals bedoeld in de vraagstelling. Eiseres werd succesvol intensief behandeld en begeleiding/behandeling maakt het nu mogelijk te voorkomen dat de klachten de overhand krijgen. Eiseres is ook werkzaam.
6.3
De rechtbank constateert dat medisch adviseur [naam medisch adviseur] in de rapportage van 31 juli 2018, welke rapportage DUO aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, niet gemotiveerd is ingegaan op de vraag of de situatie van eiseres medisch gezien gelijk is te stellen met een situatie op grond waarvan op basis van het beleid tot kwijtschelding van de studieschuld wordt overgegaan. Het bestreden besluit is in zoverre onzorgvuldig tot stand gekomen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
7.1
Ten aanzien van de vraag of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven overweegt de rechtbank het volgende.
7.2
De rechtbank heeft op 11 juli 2019 het onderzoek ter zitting geschorst om DUO in de gelegenheid te stellen de medisch adviseur opdracht te geven nader te adviseren over de vraag of de situatie van eiseres medisch gezien gelijk is te stellen met een situatie op grond waarvan op basis van het beleid tot kwijtschelding van de studieschuld wordt overgegaan. De medisch adviseur zal, nadat eiseres daartoe een machtiging heeft afgegeven, informatie inwinnen bij de behandelaar(s) van eiseres.
7.3
Medisch adviseur [naam medisch adviseur] heeft in de rapportage van 3 oktober 2019 aangegeven dat informatie is opgevraagd bij psycholoog [naam psycholoog] . Geconcludeerd wordt dat sprake is (geweest) van een aandoening van psychische aard waarbij er geen sprake is van langdurig coma of van terminaal ziek zijn. Evenmin is sprake van een ernstige geestelijke handicap. De vraag of sprake is van een psychiatrisch patiënt van wie de situatie uitzichtloos is, wordt ontkennend beantwoord. Eiseres heeft een weloverwogen ziektebeeld doorgemaakt. Dit ziektebeeld is in remissie. Eiseres functioneert, heeft haar zaken op orde en het gaat goed met haar. Gelet op het huidige niveau van functioneren kan er volgens de medisch adviseur evenmin worden geconcludeerd dat sprake is van een gelijk te stellen situatie.
7.4
Volgens eiseres is het onderzoek van de medisch adviseur onvolledig geweest. De medisch adviseur heeft enkel bij één behandelaar, psycholoog [naam psycholoog] , informatie ingewonnen en niet bij bedrijfsarts Van Wietingen.
7.5
DUO heeft de medisch adviseur gevraagd waarom geen informatie bij de bedrijfsarts is ingewonnen. De medisch adviseur heeft volgens het bij de stukken gevoegde emailbericht van 11 december 2019 aangegeven dat enkel informatie is ingewonnen bij psycholoog [naam psycholoog] omdat zij de behandelaar van eiseres is. Op basis van de informatie die zij heeft gegeven was advies mogelijk en was het volgens de medisch adviseur niet meer noodzakelijk om bij de bedrijfsarts informatie in te winnen.
7.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de medisch adviseur met de tweede rapportage van 3 oktober 2019 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom de situatie van eiseres medisch gezien niet gelijk is te stellen met een situatie op grond waarvan op basis van het beleid tot kwijtschelding van de studieschuld wordt overgegaan. Het feit dat de medisch adviseur uitsluitend informatie van de behandelend psycholoog [naam psycholoog] bij de beoordeling heeft betrokken en geen informatie bij de bedrijfsarts heeft ingewonnen, maakt dat niet anders. Daartoe wordt overwogen dat de medisch adviseur desgevraagd heeft aangegeven dat hij uitsluitend bij [naam psycholoog] informatie heeft opgevraagd omdat zij de behandelend psycholoog van eiseres is. Dat geen informatie bij de bedrijfsarts is opgevraagd, maakt niet dat het onderzoek van de medisch adviseur onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. Daarbij komt dat het eiseres vrij stond om zelf informatie van haar bedrijfsarts in te dienen. Dit heeft zij echter niet gedaan.
DUO heeft, onder verwijzing naar de rapportage van de medisch adviseur van 3 oktober 2019 op goede gronden het standpunt ingenomen dat de situaties waarin kwijtschelding van de studieschuld mogelijk is, duidelijk zijn omschreven en dat de situatie van eiseres niet gelijk valt te stellen met een situatie op grond waarvan op basis van het beleid tot kwijtschelding moet worden overgegaan.
De door eiseres aangevoerde omstandigheden zijn niet zodanig bijzonder dat DUO van zijn kwijtscheldingsbeleid had moeten afwijken. Het feit dat eiseres maandelijks met haar verleden wordt geconfronteerd bij terugbetaling, valt niet onder een van de criteria om voor vrijstelling in aanmerking te komen. Bovendien zijn er geen aanknopingspunten voor de stelling dat de psychische situatie van eiseres zodanig ernstig is dat er aanleiding is om een psycholoog of psychiater als deskundige te benoemen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat eiseres niet (meer) onder behandeling is van een psycholoog (of psychiater).
Conclusie
8.1
Het beroep zal gegrond worden verklaard omdat het bestreden besluit was gebaseerd op een onzorgvuldig onderzoek. Het bestreden besluit zal dan ook worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, omdat de door DUO ingeschakelde medisch adviseur in zijn advies van 3 oktober 2019 voldoende heeft toegelicht waarom eiseres niet voor kwijtschelding van de studieschuld in aanmerking komt. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
8.2
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 12 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.