ECLI:NL:RBZWB:2021:1603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
02-246255-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Prenger
  • A. Speekenbrink
  • J. Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door inrijden op café-bezoekers met aanmerkelijke kans op de dood

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2020 in Rijsbergen met zijn auto op een groep café-bezoekers is ingereden. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft geprobeerd om een groep personen te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en met een aanmerkelijke kans op de dood heeft gehandeld. De officier van justitie beschouwde de poging tot doodslag als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust op de verkeerde weghelft reed en op de bezoekers van het café inreed, waarbij hij gas gaf vlak voor de aanrijding. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op de dood bewezen en legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de aanrijding schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/246255-20
vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] )
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. De Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. heeft geprobeerd om een groep personen te doden of in ieder geval zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met zijn auto op deze groep in te rijden;
2. met zijn auto een aantal fietsen heeft vernield;
3. na het veroorzaken van een ongeval is doorgereden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Datzelfde geldt voor de onder feit 2 en 3 tenlastegelegde vernieling en het verlaten van de plaats ongeval. De officier van justitie heeft zich daarbij onder andere gebaseerd op de diverse aangiftes en getuigenverklaringen, de beschrijving van de camerabeelden en de in het dossier aanwezige stills. Verdachte heeft door opzettelijk met een auto in te rijden op een groep mensen, de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat hij een of meer personen zou aanrijden die daardoor zouden komen te overlijden. Dat de snelheid van de auto maximaal 29 kilometer per uur is geweest, maakt dit niet anders. Het rapport dat de verdediging heeft overgelegd waaruit blijkt dat de kans op overlijden 5 procent is bij snelheden tot 30 kilometer per uur, is niet voor de situatie zoals tenlastegelegd geschreven. Er is geen sprake van een ongeval, maar het inzetten van een auto als wapen. Daarnaast is 5 procent een reële, niet onwaarschijnlijke kans op overlijden. Verdachte heeft de kans op het intreden van dit gevolg ook bewust aanvaard. Hij was boos en onder invloed van alcohol.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot doodslag, de poging tot zware mishandeling en van de vernieling. Gelet op de berekende maximaal gereden snelheid en de conclusies in het overgelegde proefschrift, was er voor de bezoekers van het café geen aanmerkelijke kans op de dood. Dit blijkt ook uit het feit dat er uiteindelijk vijf personen door de auto zijn geraakt en er niemand ernstig gewond is geraakt. Ook aan de auto zelf is nauwelijks nieuwe schade zichtbaar.
Evenmin is er sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of het vernielen van de fietsen. Er was sprake van een ongeluk waarbij verdachte, in plaats van op de rem, op het gaspedaal heeft getrapt. Daarnaast was hij afgeleid omdat hij zijn vriend en zijn telefoon aan het zoeken was. Omdat dit alternatieve scenario onvoldoende kan worden uitgesloten, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het verlaten plaats ongeval heeft de verdediging zich wat de bewezen-verklaring betreft, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten
Op basis van de aangehechte bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Verdachte was in de vroege ochtend van 27 september 2020 bij café [naam café] te Rijsbergen samen met een kennis, de heer [getuige 1] . Nadat hij een wedstrijd armpje drukken van een andere cafébezoeker had verloren, is verdachte boos weggegaan en is hij naar zijn auto gelopen die iets verderop stond geparkeerd. Verdachte heeft vervolgens een woorden-wisseling gekregen met [getuige 1] toen deze wilde verhinderen dat verdachte auto zou gaan rijden. Verdachte was op dat moment flink onder invloed van alcohol, waardoor hij onvast ter been was en wankelend liep. Verdachte is vervolgens toch in zijn auto gestapt, is weggereden en heeft zijn auto korte tijd later gekeerd in de richting van de [naam café] en is teruggereden. De auto van verdachte reed na het keren op de rechter weghelft. Verdachte is korte tijd daarna op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer gaan rijden en heeft daarbij gedeeltelijk over het aan die weghelft gelegen fietspad en trottoir gereden. Op het trottoir en het fietspad voor de [naam café] stonden veel bezoekers van het café. Sommigen van hen hadden een fiets bij zich en stonden erbij of zaten daar op. Vlak voordat de auto van verdachte tegen een aantal bezoekers van het café aanreed, heeft verdachte nog gas gegeven. Bij de aanrijding zijn vijf personen en drie fietsen geraakt. Eén persoon is vlak voor de aanrijding voor de auto van verdachte weggetrokken.
Het alcoholgebruik
Verdachte heeft verklaard dat hij eerder die avond bij een barbecue was geweest maar daar geen alcohol heeft gedronken omdat hij nog moest rijden. In het café [naam café] heeft hij maximaal drie biertjes gedronken. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Door meerdere getuigen is verklaard dat verdachte behoorlijk onder invloed van alcohol was. Daarnaast wordt in het proces-verbaal waarin is gerelateerd wat er op de camera-beelden is te zien, omschreven dat verdachte dronken was, stond te wankelen op zijn benen en uit balans raakte. Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 1] . De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat verdachte kort voor en tijdens het incident behoorlijk onder invloed van alcohol was.
Het alternatieve scenario
Verdachte heeft verklaard dat hij de bezoekers van het café niet bewust heeft aangereden, maar dat sprake is geweest van een ongeluk. Doordat hij tijdens het autorijden met andere dingen bezig was en daardoor niet goed oplette, is de auto de verkeerde kant opgegaan. Toen verdachte opkeek, zag hij vlak voor de auto verschillende personen en heeft hij, in plaats van te remmen, per ongeluk het gaspedaal ingetrapt.
Met betrekking tot dit alternatieve scenario overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft over wat er precies in de auto is gebeurd, wisselende verklaringen afgelegd. In eerste instantie heeft verdachte verklaard dat hij zijn telefoon kwijt was en dat hij deze onder het rijden heeft gezocht. Verdachte keek vervolgens op en zag opeens een groepje mensen voor zijn auto. Later heeft verdachte verklaard dat hij geen internet had en dat hij desondanks naar zijn telefoon zocht omdat hij de ene keer wel en de andere keer geen bereik had. In zijn laatste verhoor en op de zitting heeft verdachte verklaard dat de batterij van zijn telefoon helemaal leeg was, dat hij deze onder het rijden wél in zijn hand had en heeft getracht om zijn telefoon weer aan te krijgen, terwijl hij intussen ook naar [getuige 1] aan het zoeken was.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij [getuige 1] en zijn telefoon zocht omdat hij de weg naar huis niet wist. De rechtbank stelt vast dat door [getuige 1] echter is verklaard dat hij verdachte voor zijn auto een wifi-hotspot heeft gegeven omdat verdachte de navigatie van zijn telefoon wilde instellen om daarmee naar huis te kunnen rijden. [getuige 1] heeft gezien dat verdachte de navigatie instelde en hoorde dat hij vervolgens zei: ‘Oké, dank je wel’. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [getuige 1] hierover niet de waarheid heeft verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de auto van verdachte dichtbij het café stond geparkeerd en verdachte kort na het wegrijden zijn auto heeft gekeerd en is teruggereden. Blijkens zijn eigen verklaring was verdachte - onder andere - naar zijn vriend aan het zoeken waar hij kort daarvoor bij het café afscheid van had genomen. Het is onder die omstandigheden niet aannemelijk dat verdachte tijdens het rijden niet meermalen in de richting van het café heeft gekeken en aldus heeft moeten zien dat er veel personen voor het café stonden en dat zijn auto per ongeluk volledig op de verkeerde weghelft en zelfs gedeeltelijk op het fiets- en voetpad terecht was gekomen. Hierbij merkt de rechtbank ook nog op dat dit het enige café in de buurt was dat op dat tijdstip, ongeveer half 6 in de ochtend, open was en waarvoor er veel mensen op de stoep en straat stonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij wilde remmen, maar per ongeluk het gaspedaal heeft ingetrapt. Uit het dossier volgt echter dat verdachte, nadat hij gas had gegeven en met zijn auto tegen een behoorlijk aantal personen en fietsen is aangereden, gewoon door is blijven rijden zonder te stoppen, alsnog uit te wijken of zelfs maar af te remmen. Wanneer verdachte inderdaad per ongeluk op het gaspedaal had getrapt in plaats van op de rem, zou het naar het oordeel van de rechtbank in de lijn der verwachting liggen dat verdachte zijn fout zeer kort na de aanrijding nog zou hebben proberen te corrigeren, door alsnog te remmen of uit te wijken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het alternatieve scenario, te weten dat sprake is geweest van een ongeluk waarbij verdachte per ongeluk op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en per ongeluk het gaspedaal heeft ingedrukt, niet aannemelijk geworden. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen vanuit dat verdachte zijn auto bewust naar de verkeerde weghelft heeft gestuurd en vervolgens expres op de bezoekers van het café en de fietsen die daar stonden, is ingereden. Daarbij heeft verdachte vlak voor het moment van de aanrijding nog gas bijgegeven.
Opzet en aanmerkelijke kans
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kans dat door het handelen van verdachte personen zouden komen te overlijden, niet aanmerkelijk is. Daarbij is door de verdediging gewezen op het proefschrift ‘Impact van de verkeersonveiligheid op de volksgezondheid’ dat ter zitting van 8 januari 2021 is overgelegd. In dit rapport wordt omschreven dat wanneer voetgangers worden aangereden door een auto, dit bij een snelheid van 30-32 km/u leidt tot een 5% sterftekans. Gelet hierop kan het opzet op de dood niet bewezen worden verklaard en dient verdachte vrij te worden gesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij is er geen grond de inhoud van het begrip 'aanmerkelijke kans' afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de verdediging overgelegde proefschrift dat het een literatuuronderzoek betreft dat in algemene zin ingaat op diverse aspecten van verkeersveiligheid. In het proefschrift worden veel cijfers genoemd, waaronder op pagina 61 de 5% sterftekans waar de verdediging een beroep op doet. De rechtbank stelt vast dat dit cijfer niet uit eigen onderzoek door de auteur is verkregen, maar zijn oorsprong lijkt te vinden in een eerder onderzoek of rapport van een andere auteur. Hierdoor is het voor de rechtbank niet mogelijk om na te gaan waar de conclusie op is gebaseerd dat de sterftekans 5% is wanneer een voetganger wordt aangereden door een auto die 30-32 km/h rijdt. Voorts kan de rechtbank niet beoordelen in hoeverre de oorspronkelijk gehanteerde onderzoeksmethoden, die aan de totstandkoming van dit cijfer ten grondslag hebben gelegen, aansluiten bij de bijzondere omstandigheden die in de onderhavige zaak spelen. Ten slotte heeft de Hoge Raad in het arrest van 29 mei 2018, gepubliceerd als ECLI:NL:HR:2018:718, geoordeeld dat er geen algemene regels zijn te geven over de exacte grootte van de kans die in het algemeen of voor een bepaald type delict minimaal vereist zou zijn, laat staan dat deze kans in een percentage is uit te drukken.
Gelet op het voorgaande kent de rechtbank maar zeer beperkt gewicht toe aan het door de verdediging overgelegde proefschrift en zal zij haar oordeel of sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op overlijden baseren op de specifieke feiten en omstandigheden die in de onderhavige zaak spelen.
Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft verdachte zijn auto van de rechter weghelft naar de linker weghelft gestuurd en is hij daarbij deels op het fietspad en de stoep gaan rijden. Hij is vervolgens bewust op de bezoekers van café [naam café] ingereden en heeft vlak voor het moment van de aanrijding nog geaccelereerd. De rechtbank gaat er vanuit dat de auto die verdachte bestuurde op het moment van de impact in ieder geval tussen de 19 en 29 km/u heeft gereden. Gelet op het feit dat verdachte gas bij gaf en de verklaringen van een aantal aangevers en getuigen over de snelheid, lijkt het er echter op dat de snelheid eerder rond de 29 kilometer per uur heeft gelegen. De rechtbank acht de gereden snelheid in deze zaak echter niet van doorslaggevend belang bij de vraag of er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. Verdachte is na het moment van impact niet meteen gestopt en heeft ook niet geprobeerd om daarna direct te remmen of uit te wijken. Daardoor was de kans zeker reëel dat personen onder de auto terecht zouden komen en letterlijk zouden worden overreden. Daarbij kent de rechtbank gewicht toe aan het feit dat er voor het café veel personen dicht op elkaar stonden die moeilijk weg konden komen of blijkens hun eigen verklaring ‘geen kant op konden’. Bovendien zat een aantal van hen op een fiets.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de kans dat het handelen van verdachte zou leiden tot dodelijk letsel bij de slachtoffers aanmerkelijk. Daarbij overweegt de rechtbank dat onder de ‘aanmerkelijke kans’ dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verdachte het intreden van deze kans ook bewust heeft aanvaard. Zij baseert dat oordeel op het handelen van verdachte zelf, waaruit dit naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate voortvloeit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad om [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] van het leven te beroven. Zij zal het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.
De rechtbank acht het feit niet wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van [naam 7] . Uit het dossier volgt dat [naam 7] op het moment dat verdachte op de groep inreed, zich daar niet bevond. [naam 7] kwam pas later, toen verdachte terug kwam gereden langs het café, ter plaatse. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2 vernieling van de fietsen
Behalve personen heeft verdachte met zijn auto ook drie fietsen geraakt. Als gevolg hiervan zijn de fietsen (op zijn minst) beschadigd. In de tenlastelegging is onterecht opgenomen dat een van de fietsen aan [naam 7] toebehoort. Uit de aangifte van [naam 5] volgt dat het zijn fiets is. Op grond van de aangehechte bewijsmiddelen acht de rechtbank dit feit ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 verlaten plaats ongeval
Ten aanzien van het verlaten van de plaats van het ongeval heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft opgemerkt dat hij in eerste instantie terug was gereden om eerste hulp te verlenen maar dat hij, omdat er iets tegen zijn auto werd gegooid, door de schrik is doorgereden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij ook dit deel van de verklaring van verdachte ongeloofwaardig acht. Wanneer verdachte de intentie had om eerste hulp te gaan verlenen zou het voor de hand hebben gelegen dat hij de plaats van het incident langzaam was genaderd en ruim voor de plaats van het incident zijn auto tot stilstand had gebracht. Uit het dossier volgt echter dat verdachte, zonder snelheid te minderen, met aanzienlijke snelheid langs het café is gereden en ook toen weer op het fietspad en/of het voetpad heeft gereden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 27 september 2020 te Rijsbergen, gemeente Zundert, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 2] en [naam 1] en [naam 5] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 6] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een, door hem, verdachte, bestuurde personenauto met enige snelheid en gasgevend op de Sint Bavostraat, op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en aldus tegen de rijrichting is ingereden en vervolgens op die [naam 2] en [naam 1] en [naam 5] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 6] is ingereden die zich op dat moment op/nabij het trottoir en/of fietspad van de Sint Bavostraat, bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 27 september 2020 te Rijsbergen, gemeente Zundert, opzettelijk en wederrechtelijk fietsen toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 4] en/of
[naam 5], heeft beschadigd;
3
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Rijsbergen, gemeente Zundert, aan de Sint Bavostraat, op 27 september 2020 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [naam 2] en [naam 1] en [naam 5] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 6] en/of schade was toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de aard en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het nadeel van verdachte dient rekening te worden gehouden met het feit dat hij onder invloed van alcohol verkeerde, niet beschikte over een geldig rijbewijs, de feiten tijdens het uitgaan zijn gepleegd en verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en 2. Ten aanzien van feit 3, het verlaten van de plaats van het ongeval, is de verdediging van mening dat het voorarrest al veel te lang heeft geduurd. Verdachte dient dan ook zo spoedig mogelijk in vrijheid te worden gesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zesvoudige poging tot doodslag door bewust met zijn auto op een groep mensen in te rijden voor het café [naam café] in Rijsbergen. Verdachte heeft daardoor meerdere personen letsel toegebracht en drie fietsen beschadigd. Een leuke besloten feestavond heeft verdachte op een ontzettend nare manier beëindigd. Uit de verklaringen die door een aantal slachtoffers ter terechtzitting zijn afgelegd, blijkt hoeveel impact deze gebeurtenis op zowel lichamelijk als geestelijk vlak voor hen heeft gehad en nog steeds heeft. De slachtoffers hebben zeer angstige momenten beleefd. Voor hen zelf, maar ook doordat zij zagen wat er met hun vrienden gebeurde. Een aantal van hen vloog na de aanrijding door de lucht en één van hen bleef aanvankelijk zelfs roerloos liggen. Ook dit heeft grote indruk gemaakt. De aanleiding van dit alles blijkt daarbij heel triviaal. Verdachte doet mee aan enkele wedstrijdjes armpje drukken en verliest daarbij een keer. Dit maakt hem zo boos dat, zoals blijkt uit de verklaring van één van de aangevers, ‘kortsluiting’ ontstaat bij verdachte. Onder invloed van zijn boosheid en een aanzienlijke hoeveelheid alcohol is verdachte vervolgens in zijn auto gestapt, heeft de auto gekeerd en is recht op de groep slachtoffers afgereden. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Het is welhaast een wonder te noemen dat het fysieke letsel bij de slachtoffers niet veel ernstiger is geweest.
Dat verdachte vervolgens is doorgereden en zich helemaal niet om de slachtoffers heeft bekommerd en ook op latere momenten geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen, neemt de rechtbank hem ook zeer kwalijk.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het justitiële uittreksel van verdachte van 16 februari 2021. Hieruit volgt dat verdachte in 2019 in België is veroordeeld voor een geweldsfeit. Tevens is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte niet beschikt over een geldig rijbewijs. Volgens verdachte is dit ingenomen vanwege rijden onder invloed. Ook ten tijde van het onderhavige strafbare feit was verdachte onder invloed van alcohol.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, opleggen.

7.De benadeelde partij

Algemeen
De benadeelde partijen [naam 1] , [naam 5] , [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De vorderingen zien op feit 1 en deels op feit 2 voor zover het de schade aan de fietsen betreft.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [naam 2] is door de verdediging gesteld dat, gelet op het grote aantal pagina’s van de vordering, de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank is van oordeel dat de vordering op zich overzichtelijk en duidelijk is. Het aantal pagina’s wordt met name veroorzaakt door de bijlagen en de onderbouwing. De rechtbank zal deze vordering dan ook inhoudelijk beoordelen.
Ten aanzien van de schade aan kleding en schoenen die door de politie in beslag zijn genomen, is door de officier van justitie ter terechtzitting aangegeven dat de betreffende kleding en schoenen teruggegeven zullen worden aan de rechthebbenden. Aangezien het de rechtbank niet duidelijk is geworden of, en zo ja, in hoeverre deze kleding en schoenen beschadigd zijn, kan de rechtbank de eventuele schade aan deze zaken op dit moment niet vaststellen. Een onderzoek naar de staat van de betreffende zaken zal de nodige tijd in beslag nemen, wat een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank zal de vorderingen voor zover zij zien op deze posten, daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van een groot aantal andere materiële schadeposten van de benadeelde partijen stelt de rechtbank vast dat daarop geen verweer is gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden. De door de benadeelde partijen gevorderde en door de verdediging niet betwiste schadeposten acht de rechtbank redelijk en dus geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. De betreffende schadeposten zullen worden toegewezen zoals hieronder per benadeelde partij is vermeld.
Over de diverse gevorderde vergoedingen van immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Uit de toelichtingen volgt dat het incident voor alle benadeelden de nodige gevolgen heeft gehad op fysiek en/of mentaal vlak. De verschillen in de hoogte van de ingediende vorderingen zijn goed verklaarbaar door de verschillen in de specifieke gevolgen die het incident voor elk slachtoffer heeft gehad, waaronder bijvoorbeeld de nadien ondergane behandelingen en/of ondervonden beperkingen. De rechtbank zal dan ook de bedragen toewijzen zoals gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding de bedragen te matigen, aangezien de gevorderde bedragen, gelet op wat in vergelijkbare zaken is toegewezen, zeer redelijk zijn.
De rechtbank zal hieronder per benadeelde partij vaststellen welke schadeposten en bedragen zullen worden toegewezen.
Benadeelde partij [naam 1]
Eigen risico zorgverzekeraar € 39,95
Verband en gaasjes € 17,45
Tandem € 200,00
Tas Saint Laurent € 600,00
Reparatiekosten telefoon Iphone XS € 697,67
Reiskosten € 18,14
Praktijkexamen taxipas € 231,55
Totaal materiële schade € 1.804,76
Immateriële schade € 300,00
Totale schade € 2.104,76
Benadeelde partij [naam 5]
Fiets € 200,00
Immateriële schade € 425,00
Totale schade € 625,00
Benadeelde partij [naam 3]
Reiskosten € 40,61
Immateriële schade € 1.250,00
Totale schade € 1.290,61
De door [naam 3] opgevoerde schadeposten die zien op het verlies aan inkomen en aan fooien zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen dat [naam 3] , mede gelet op de verplichte sluiting van de horeca als gevolg van de lockdown, alle door hem opgevoerde dagen gewerkt zou hebben of was ingepland. Nader onderzoek naar deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Benadeelde partij [naam 2]
Reparatiekosten telefoon € 368,00
Medische kosten € 504,12
Reiskosten € 166,31
Huishoudelijke hulp € 591,50
Verlies aan verdienvermogen € 152,43
Kosten sportschoolabonnement € 149,00
Totale materiële schade € 1.931,36
Immateriële schade € 2.000,00
Totale schade € 3.931,36
Benadeelde partij [naam 4]
Fiets € 83,00
Eigen risico zorgverzekering € 385,00
Totale materiële schade € 468,00
Immateriële schade € 800,00
Totale schade € 1.268,00
Benadeelde partij [naam 4] heeft tevens shockschade gevorderd aangezien zij direct geconfronteerd is met de aanrijding van haar twee vriendinnen en de gevolgen daarvan. Op basis van de overgelegde informatie en de onderbouwing kan de rechtbank niet vaststellen of de door [naam 4] gestelde geleden schade in direct causaal verband staat met het strafbare feit dat door verdachte is gepleegd. Nader onderzoek naar dit verband levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. [naam 4] zal voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente in alle vorderingen worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 27 september 2020.
De rechtbank zal tevens ten behoeve van alle benadeelde partijen de schadevergoedings-maatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de volgende personen:
  • Damesfiets aan rechthebbende [naam 5] ;
  • Tandem aan rechthebbende [naam 1] ;
  • Opoe damesfiets aan rechthebbende [naam 4] ;
omdat deze redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een Samsung telefoon en een Iphone, aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 55, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 3:overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 en 5;
- gelast de teruggave aan [naam 5] van het voorwerp die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 22;
- gelast de teruggave aan [naam 1] van het voorwerp die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 23;
- gelast de teruggave aan [naam 4] van het voorwerp die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 24;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 2.104,76, waarvan € 1.804,76 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 5] van € 625,00, waarvan € 200,00 aan materiële schade en € 425,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van € 1.290,61 waarvan € 40,61 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 3.931,36, waarvan € 1.931,36 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 1.268,00, waarvan € 468,00 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen in de overige gedeelten van de vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vorderingen voor die gedeelten bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers [naam 1] , [naam 5] , [naam 3] , [naam 2] en [naam 4] (allen slachtoffers van feit 1 en/of 2), € 2.104,76, € 625,00, € 1.290,61, € 3.931,63 en € 1.268,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling (respectievelijk 42, 12, 25, 78, en 25) 182 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Speekenbrink en mr. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 april 2021.
Mr. Prenger, mr. Kempen en de griffier mr. Smits zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 27 september 2020 te Rijsbergen, gemeente Zundert, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 5] en/of [naam 3] en/of [naam 4]
en/of [naam 6] en/of [naam 7] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een, door hem, verdachte, bestuurde personenauto met enige snelheid en/of gasgevend op de Sint Bavostraat, op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen het verkeer/de rijrichting is (in)gereden en/of (vervolgens) op, althans in de richting van, die [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 5] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 6] en/of een of meer ander(en) is (in)gereden die zich op dat moment op/nabij het trottoir en/of fietspad van/bij de Sint Bavostraat, bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 27 september 2020 te Rijsbergen, gemeente Zundert, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer fiets(en) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 4] en/of [naam 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Rijsbergen, gemeente Zundert, althans in Nederland, op/aan de Sint Bavostraat, op of omstreeks 27 september 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 5] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 6] en/of [naam 7] ) letsel en/of schade was toegebracht;
(Artikel art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b egenverkeerswet
1994)

12.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2020255562/2020255832/ZB3R020073 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 491.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina 26 en 27, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict : [adres 2] , binnen de gemeente Zundert
Pleegdatum/tijd : Op zondag 27 september 2020 om 05:24 uur
Ik doe aangifte van poging doodslag en vernieling van mijn fiets, telefoon, mijn broek en mijn schoenen en mijn overige goederen die ik bij mij had zoals mijn handtas met daarin mijn stijltang.
Ik was gisteravond bij [naam café] met vriendinnen. We hebben de tandem gepakt, [naam 8] was voorop de tandem en ik achterop. Ik stond buiten op het fietspad en [naam 9] was haar fiets aan het pakken. Die Roemeense mannen hadden echt veel gedronken, dat hadden we gezien. Ik zag dat de jongens naar de auto liepen. Ik zag dat de auto keerde op de weg en onze kant op kwam gereden. Vanaf waar ik stond, had ik zicht op de auto. Ze stonden met hun neus richting Zundert. Ik zag dat ze keerden en dat de auto stopte. Ik zag dat hij opeens heel hard optrok en toen de stoep opreed. Ik zag dat dit ter hoogte van de fietsenwinkel was. Dit is een schuin opritje, daar zijn ze met een wiel opgereden. Het leek erop dat ze onenigheid hadden wie er ging rijden. Ik heb niet kunnen zien wie dat uiteindelijk is geweest. Ik zag dat vanuit stilstand hard opgetrokken werd en hoorde ook dat er veel gas gegeven werd. Met hoge snelheid kwam de auto recht op ons af. Wij stonden recht op het fietspad. Het moment van inrijden ging heel snel. Ik wilde rechts afspringen en besloot kort daarop toch links eraf te springen. Ik kon geen kant op. Ik ben niet buiten bewustzijn geweest. Ik lag op de grond. Ik voelde dat mijn lip aan het bloeden was. Ik had op dit moment niet heel veel pijn. Ik zag dat [naam 8] de andere kant op vloog. Ik zag dat de auto afremde ter hoogte van de Bakkerij [naam 11] en keerde. Ik zag dat ze over de weg terugreden weer met hoge snelheid, als ik daar nog gelegen had, hadden ze me geraakt en [naam 8] ook.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , pagina 39 zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man met het blauwe shirt instapte aan de linker-voordeur zijde. Ik zag dat de andere man met de man die instapte in gesprek was. Ik denk dat dit over het rijden ging. Ik zag dat de man toch instapte en dat de andere man niet instapte. Ik zag dat de auto gestart werd, de achterlichten gingen branden. Ik zag dat de auto wegreed en direct omdraaide. Ik zag dat de blonde man terug kwam rennen, over de stoep aan de kant van de [naam café] . Ik zag dat de auto de stoep opgereden kwam en dat de koplampen opeens op mij af kwamen. Voordat ik het wist, werd ik op de grond gegooid. Ik heb niets van de auto kunnen zien die ons omver gereden heeft. Ik stond gewoon te staan en opeens werd ik omvergereden. Ik ben ter hoogte van mijn heup door de auto geraakt. Ik heb een schram aan mijn enkel en een pijnlijke rechterpols/ hand. Ik heb ook last van mijn knie en mijn heup.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , pagina 51 en 52, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van poging doodslag en van vernieling van mijn fiets gepleegd door
een voor mij onbekend gebleven bestuurder van een personenauto welke vanmorgen op
zondag 27 september 2020 omstreeks 05:23 uur op mij en andere personen is ingereden
aan de [adres 2] . Ik was bij een feest in café [naam café] en stond op een gegeven moment samen met nog ongeveer vijftien personen buiten voor de ingang van het café. Ik stond daar stil op/naast mijn fiets. Ik zag twee mannen weglopen naar de auto. Ik zag dat een man aan de bestuurderszijde in de auto was gestapt. Ik zag dat de andere man ook half in de auto hing aan de bestuurderszijde. Kennelijk hadden deze mannen ruzie en het leek wel of deze man de andere man uit de auto wilde krijgen. Op een gegeven moment leek het wel of de ruzie tussen de twee mannen gesust was. Hierdoor draaide ik me om en keek niet meer naar de mannen. Ik stond met mijn fiets tussen de auto van de mannen en tussen mijn vriendinnen die op een roze tandem zaten. Direct hierna hoorde ik een hard geluid van achter mij komen. Voor ik het wist kreeg ik van iemand een harde duw. Door deze duw sprong ik een meter aan de kant en mijn fiets bleef liggen. Ik hoorde direct een harde klap, keek om en zag mijn twee vriendinnen door de lucht vliegen. Die auto reed enorm hard op hen in. Hierna was het een complete chaos. Mijn fiets is overreden door de auto en deze is enorm beschadigd, onder andere het hele voorwiel is verbogen. Ik ben enorm geschrokken. Want ik ben ervan overtuigd dat als ik geen duw had gehad dat de auto mij ook aangereden had. Ik was dan of ernstig gewond geraakt of misschien wel erger.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , pagina 53 en 54, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met een vriendin op de fiets, en wij stonden klaar om weg te gaan. Met
die tandem op het fietspad. En toen kwamen er twee mannen van buitenlandse afkomst
die ook weg gingen. Zij waren al geïrriteerd. Ze waren opgejaagd en een van die mannen
was continue iedereen aan het uit dagen om arm te drukken. Hij kwam gejaagd over en (de rechtbank leest in: vertoonde) macho gedrag. Een van de vriendjes van mijn vriendinnen had gewonnen met armdrukken en toen wilde die man maar blijven armdrukken. Toen is die man op een gegeven moment weggegaan naar de auto. Zij stonden met zijn tweeën aan de bestuurderskant. Mijn vriendin vond dat al vreemd omdat wij dachten dat hij iets uit zijn auto wilde pakken. Hij stapte toch in de auto, startte deze en draaide om en reed de stoep op en reed vol op ons in. Ik weet niet hoe snel die man met zijn auto reed ten tijde van de aanrijding. Het ging echt met een behoorlijke vaart. Ik weet wel zeker dat ik totaal geen kans had om weg te komen. Ik ben dus van voor geraakt, een eind verderop op de grond gekomen. Ik had last van mijn rechter been en last van de linker flank. Daarom moest ik mee naar het ziekenhuis om na te laten kijken of er ernstig letsel was. Ik heb één rib gebroken er zijn foto’s gemaakt en alles is gekneusd en doet nu zeer.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5] , pagina 59 en 60, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van poging doodslag op de locatie Sint Bavostraat ter hoogte van café [naam café] te Rijsbergen. Dit is vanmorgen tussen 05.15 en 05.30 uur. Ik doe aangifte van vernieling van mijn fiets, deze is namelijk hierdoor ernstig beschadigd. Mijn trapper is afgebroken, mijn spatbord is kapot en het frame is mogelijk beschadigd. Ik zag dat een van de mannen armpje aan het drukken was, met een voor mij onbekend persoon. Deze man droeg een licht blauwe polo met korte mouw. Ik zag even later dat die twee buitenlandse mannen buiten stonden en dat er ruzie ontstond. Ik zag dat iedereen bozig op die mannen werd. Ik hoorde iemand zeggen dat ze gewoon weg moesten gaan. Ik zag dat hij hierop weg liep. [naam 12] riep naar mensen dat hij dronken in de auto was gestapt. Ik dacht dat de auto
weg was. Ik werd opeens geschept. Ik heb de auto niet op mij af zien komen. Nadat
ik geschept was, zag ik de auto opnieuw voorbij komen. Hij reed hard en ging nu
richting Zundert. Ik heb de auto helemaal niet zien aankomen en heb daardoor dus ook niet weg kunnen springen. Ik heb op mijn linkerbeen ter hoogte van mijn knie schaafwonden. Ik heb aan mijn linkerarm wat last en stijvigheid en mijn rechterelleboog doet wat zeer.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] , pagina 67 en 68, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een van de mannen aan de bar wilde nog armpje worstelen met gasten uit ons clubje. Die man die dat wilde, had een cobalt blauw shirt met een col aan. Deze man praatte in de Engelse taal. Ik noem hem vanaf nu maar de verdachte. Buiten in het rookhok zijn de mannen gaan armpje drukken en de verdachte won van iedereen. Ik weet niet met hoeveel mensen hij armpje gedrukt heeft, maar op een gegeven moment verloor hij van iemand en toen knapte er iets in zijn bovenkamer. Hij ging helemaal door het lint. Hij begon te schreeuwen, maar er is niet gevochten. Hij schreeuwde in de Engelse taal, maar ik weet niet wat hij allemaal geschreeuwd heeft. Ik zag dat hij heel erg boos naar zijn auto liep en instapte aan de bestuurderszijde. Ik heb gezien dat hij ingestapt was en ben verder gaan praten met mensen op straat in de veronderstelling dat de auto weg zou rijden in de richting van Zundert. De auto stond in ieder geval met zijn koplampen in de richting van Zundert geparkeerd. Ik zag dat de auto van de verdachte vol gas draaide op de weg en in onze richting kwam. Wij stonden op het voetpad en volgens mij stonden [naam 10] en [naam 8] met de tandem gedeeltelijk op de weg. De auto kwam op ons afrijden en ik zag dat hij het voetpad opreed. Ik zag dat de auto mensen raakte en dat de spiegel van de auto mij in mijn linkerzij kant van mijn lichaam raakte. Als gevolg daarvan voelde ik pijn aan mijn ribben. Toen hij op ons afgereden kwam, probeerde ik de meiden en de tandemfiets nog weg te trekken. Er lagen wel 6 of 7 mensen op straat. De verdachte was harstikke bezopen. Zijn ogen hingen. In eerste instantie was hij helemaal niet vervelend en toen ik eerder buiten ging roken, toen was hij heel vrolijk, maar toen hij verloren had met armpje worstelen, toen verloor hij het helemaal. Toen kwam er echt kortsluiting.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 77 en 78 inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde geschreeuw vanuit het rookhok komen, ik zag dat er een ruzie was ontstaan waarbij de twee Roemenen betrokken waren. Er werd niet gevochten, maar het was een behoorlijk verhitte discussie. Op een gegeven moment zag ik dat de twee Roemenen bij het café wegliepen, ik zag dat ze richting Zundert liepen. Op dat moment stond ik buiten ter hoogte van de ingang van het café. Ik zag dat er diverse klanten op de stoep voor het café stonden, deze waren hun fiets aan het pakken om weg te gaan. Zeer kort nadat de Roemenen weg waren gelopen, zag ik een personenauto vanuit de richting van Zundert over de Sint Bavostraat rijden in de richting van Breda. Ik zag dat het voertuig verlichting aan had en gewoon op de rechter rijbaan reed. Ik zag dat het voertuig ineens op de linker weghelft ging rijden en een ommezwaai maakte het fietspad op richting het café. Ik zag dat de auto vol inreed op mijn klanten die voor het café stonden, ik zag en hoorde dat de auto extra gas gaf. Ik zag dat er mensen wegsprongen, maar ook aangereden werden.
12.8
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 89 inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de auto gekeerd werd en toen trok hij hard op en stuurde hij in de stoep
op.
12.9
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 91, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij wilden een wedstrijdje armdrukken met hem. Er was eerst niets aan de hand. Toen
het café wilde sluiten, gingen wij naar buiten. Toen begon hij weer over het armpje
drukken. Hij had verloren en liep boos weg. Hij kwam nog terug om ruzie te zoeken. Ik
zei tegen hem dat hij weg moest gaan en niet moeilijk moest doen. Ik zag dat hij weg
ging. Ik stond met vrienden te praten. Ik zag dat het voertuig van mijn rechterkant
aan kwam rijden. Ik zag dat er een groep fietsers op het trottoir stond. Ik zag dat
het voertuig op de groep in reed. Ik zag dat het voertuig ongeveer 5 fietsers raakte. Ik zag dat er fietsen en personen door de lucht vlogen.
12.1
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , pagina 95, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik binnen was bij de [naam café] , zag ik dat een jongen ruzie zocht met diverse mensen. Deze jongen sprak gebrekkig Nederlands en was behoorlijk onder invloed van alcohol. Nadat hij had verloren met armpje drukken, zag ik dat hij boos naar buiten liep. Ik zag dat de jongen plaats nam in de auto achter het stuur. Ik zag dat een andere jongen naar hem toe liep. Ik zag dat deze jongen probeerde om hem uit de auto te trekken, maar dit lukte niet. Deze jongen is hierna weer richting [naam café] gelopen. Kort hierop kwam de BWM met hoge snelheid op de [naam café] afgereden. Ik zag dat hij het trottoir op reed. Ik zag dat hij diverse mensen aanreed. Hoeveel mensen dit precies waren, weet ik niet, maar het waren er meerderen. Ik zag dat hij vervolgens zonder vaart te minderen doorreed richting
Breda om vervolgens een stukje verder om te keren. Hierna is hij met hoge snelheid over de rijbaan voor [naam café] langs richting Zundert gereden.
12.11
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina 107, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Met armpje drukken verloren de mannen. Dit konden zij niet hebben en werden daarom boos. Beide heren zijn naar buiten gegaan. Ongeveer 3 minuten later stond ik buiten aan de straatkant. Ik stond op het fietspad tegen de straatkant aan. Ik zag en hoorde een BMW hard onze kant oprijden. Ik schat zijn snelheid op ongeveer 50 a 60 kilometer per uur.
Ik zag dat de BMW bewust het fietspad en vervolgens het voetpad opreed richting onze
kant. Ik hoorde en zag dat hij extra gas bij gaf. Ik moest opzij springen om niet
geraakt te worden. Ik zag dat hij een aantal fietsers/voetgangers raakte. Ik zag een
aantal personen over de motorkap vliegen. Ik zag dat het voertuig verder de St. Bavostraat inreed richting de kant van Etten leur op.
12.12
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris te Breda op 2 december 2020, pagina 122 tot en met 125, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij dronken was omdat wij samen wat dronken. Hij liep niet recht meer en sprak met dubbele tong. We zijn wel samen naar buiten gegaan want hij had mij gevraagd hem een (wifi-)hotspot te geven zodat hij het adres van zijn huis op de navigatie in kon voeren.
U vraagt mij of ik met [verdachte] naar zijn auto ben gelopen. Ja, omdat ik hem die hotspot gaf voor zijn navigatie op de telefoon. U vraagt mij of ik hem heb gezegd dat hij beter niet kon rijden omdat hij dronken was. Ja, dat heb ik wel tegen hem gezegd.
U vraagt mij wat ik zag toen ik "vroem vroem" hoorde, zoals ik zojuist heb verklaard. Ik hoorde dat en draaide mij om. Het was alsof de motor telkens stopte en weer opnieuw aan ging, qua geluid. Ik zag dat hij gas gaf en zag al die meisjes op de motorkap.
U vraagt mij waar [verdachte] reed toen ik het "vroem vroem" van de auto hoorde. Precies op
dat moment reed hij het trottoir op. U vraagt mij waarom [verdachte] gebruik wilde maken van mijn hotspot. Omdat hij het adres van zijn huis in de navigatie van zijn telefoon wilde invoeren, om daarmee naar huis te kunnen rijden.
U vraagt mij of dat gelukt is, die navigatie instellen. Ik zag dat hij dat invoerde en zei ‘oké,
dank je wel'. Op dat moment had hij de telefoon nog in zijn hand. Wij namen afscheid en hebben welterusten gezegd.
12.13
Het proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden, pagina 131 tot en met 134, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 05:10 zag ik dat verdachte (verder genoemd nr. 1) en vriend van de verdachte
(verder genoemd nr. 2) buiten aanwezig waren. Ik zag dat zij met een manspersoon in gesprek waren, ik zag dat nr. 2 naar binnen ging. Ik zag uit het bewegen van nr. 1 dat hij dronken was. Om 05:10:33 zag ik dat nr. 1 stond te wankelen op zijn benen en uit balans raakte, ik zag dat hij tegen de deurstijl en de man waar hij mee in gesprek was aanviel.
Omstreeks 05:29:01 uur zag ik dat er een groep personen met fietsen buiten op de stoep en het fietspad voor het café stonden.
Ik zag dat nr. 1 en nr. 2 in de groep aanwezig waren en ik zag dat ze spraken met de anderen. Er was geen audio aanwezig bij de opname, dus ik kon niet horen wat er gezegd werd.
Ik zag dat nr. 1 en nr. 3 met elkaar spraken. Ik zag dat nr. 3 kennelijk boos werd op nr. 1, ik zag dat hij nr. 1 wegduwde, (zie foto 1)
Ik zag dat nr. 2 probeerde met hem in gesprek te gaan. Ik zag dat nr. 3 vervolgens ook nr. 2
wegduwde. Ik zag een vrouw naar nr. 3 gaan en ik zag dat zij hem weg duwde in de andere richting dan nr. 1 en nr. 2. (zie foto 2)
Ik zag dat ook een man hielp om nr. 3 weg te halen bij nr. 1 en nr. 2. Ik zag dat deze man gebaarde met een hand beweging naar nr. 2 dat ze weg moesten gaan. Ik zag nr. 1 en nr. 2 vertrekken in de richting vanwaar korte tijd later een auto vandaan kwam rijden.
Ik zag dat de lichtbundel, de verlichting van een voertuig betrof. Ik zag dat het voertuig recht op de groep personen afreed. Om 05:31:15 zag ik dat de 2 vrouwen die op een tandem zaten geschept werden door het voertuig (foto 4).
Ik zag dat het voertuig met een hoge snelheid reed, ik zag dat het voertuig op de linkerhelft van de weg reed en ook over het fietspad van die zijde reed.
Ik zag dat een jongen die op een fiets zat en stil stond op het fietspad, poogde om van zijn fiets te stappen. Ik zag dat een andere jongen poogde om weg te springen voor het naderende voertuig. Ik zag dat beide jongens tevens geschept werden door het voertuig, (foto 5).
12.14
Het proces-verbaal snelheidsberekening aan de hand van camerabeelden, pagina 271 tot en met 294, inhoudende, zakelijk weergegeven:
5.3.
Berekening
5.3.1
Minimale indicatieve gemiddelde snelheid
Uit de berekening bleek dat, de bestuurder van de personenauto had gereden met een
minimale indicatieve gemiddelde snelheid van 19 kilometer per uur, althans met een lagere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur.
5.3.2
Maximale indicatieve gemiddelde snelheid
Uit de berekening bleek dat, de bestuurder van de personenauto had gereden met een
maximale indicatieve gemiddelde snelheid van 29 kilometer per uur, althans met een lagere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur.
12.15
Het proces-verbaal van forensisch voertuigenonderzoek, pagina 252 tot en met 270, inhoudende, zakelijk weergegeven:
2.1.3
Schade
Wij zagen dat fiets 1, ten gevolge van de aanrijding met de personenauto, aan de voorzijde onder andere de volgende, recente schade had opgelopen:
> Voorwiel gedeformeerd;
> Voorvork gedeformeerd;
> Stuur verbogen.
2.2.3
Schade
Wij zagen dat fiets 2, ten gevolge van de aanrijding met de personenauto, aan de voorzijde onder andere de volgende, recente schade had opgelopen:
> Voorvork gedeformeerd;
> Stuur verbogen.
2.3.3
Schade
Wij zagen dat fiets 3, ten gevolge van de aanrijding met de personenauto, aan de rechterzijde onder andere de volgende, recente schade had opgelopen:
> Spatbord voorwiel gedeukt;
> Trapper afgebroken;
> Standaard afgebroken;
> Stuur verbogen;
> Krasschade op rechter handvat;
> Krasschade zadel.
12.16
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 maart 2021, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben op 27 september 2020 in Rijsbergen als bestuurder van een BMW op een groep mensen ingereden.
Feit 3 verlaten plaats ongeval
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 maart 2021;
- de aangifte van [naam 1] , waaruit volgt dat verdachte na het incident is gekeerd en langs de [naam café] is gereden zonder te stoppen in de richting van Zundert.