In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wissing en rectificatie van persoonsgegevens, ingediend door een moeder namens haar minderjarig kind. De verzoekster, bijgestaan door advocaat mr. I. Roos, verzocht de rechtbank om Veilig Thuis te bevelen om persoonsgegevens van haar kind te wissen, omdat deze niet langer noodzakelijk zouden zijn voor de doeleinden waarvoor ze waren verzameld. Veilig Thuis, vertegenwoordigd door mr. E. Aerts, voerde verweer en stelde dat de gegevens op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een periode van 20 jaar bewaard moesten blijven, gezien het aanmerkelijk belang van het kind.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoekster niet kan worden vereenzelvigd met haar dochter in het kader van de wissing van gegevens. De rechtbank oordeelde dat Veilig Thuis gerechtigd was om te toetsen of het aanmerkelijk belang van het kind vereiste dat de gegevens bewaard bleven. De rechtbank concludeerde dat het belang van Veilig Thuis bij het bewaren van de gegevens zwaarder woog dan het belang van de verzoekster bij vernietiging van deze gegevens. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt de afweging tussen de rechten van de verzoeker onder de AVG en de wettelijke verplichtingen van organisaties zoals Veilig Thuis, die de belangen van minderjarigen moeten waarborgen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de verzoeker in beginsel niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn, wat in deze zaak niet het geval was.