ECLI:NL:RBZWB:2021:2137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
8596051 CV EXPL 20-2199
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst wegens dwaling en schending mededelingsplicht

In deze zaak heeft de Stichting Thuisvester een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] c.s. met als doel de vernietiging van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst was tot stand gekomen op basis van een onjuiste inschrijfduur die door [gedaagde 1] c.s. was opgegeven. Thuisvester stelde dat [gedaagde 1] c.s. hen had misleid door opzettelijk onjuiste informatie te verstrekken over zijn inschrijfduur bij het woonruimtebemiddelingssysteem 'Klik voor Wonen'. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de inschrijfdatum van [gedaagde 1] c.s. op onrechtmatige wijze was aangepast, waardoor hij ten onrechte de woning toegewezen had gekregen. De rechter oordeelde dat er sprake was van dwaling, omdat Thuisvester bij een juiste voorstelling van zaken de huurovereenkomst niet zou hebben gesloten. De huurovereenkomst werd vernietigd, en [gedaagde 1] c.s. werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd [gedaagde 1] c.s. veroordeeld tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de kale huurprijs van € 585,94, te rekenen vanaf de aanvang van de huurovereenkomst tot aan de dag dat Thuisvester weer de beschikking over het gehuurde verkrijgt. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan Thuisvester.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaaknummer: 8596051 CV EXPL 20-2199
vonnis van 24 februari 2021
in de zaak van
de stichting
Stichting Thuisvester,
gevestigd te Oosterhout,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.C.E. Wirken,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. R.A. Oliemans.
Partijen zullen hierna ieder afzonderlijk Thuisvester, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden en gedaagden zullen hierna gezamenlijk (in mannelijk enkelvoud) [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 augustus 2020 met de daarin genoemde stukken, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 2 december 2020;
- de brief van de zijde van Thuisvester van 19 november 2020 met producties 14 tot en met 18;
- de aantekeningen van de op 2 december 2020 gehouden mondelinge behandeling;
- de spreekaantekeningen van de zijde van Thuisvester.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Thuisvester vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen partijen gesloten huurovereenkomst te vernietigen, primair vanwege bedrog en subsidiair vanwege dwaling, dan wel meer subsidiair de huurovereenkomst te ontbinden en uiterst subsidiair [gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst door de huurovereenkomst binnen twee weken na dit vonnis op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van minstens één maand en maximaal twee maanden, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [gedaagde 1] c.s. dit nalaat, met een maximum van € 5.000,-;
II. ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis;
III. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om, bij toewijzing van het gevorderde onder I primair, subsidiair en meer subsidiair, een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen ter hoogte van de thans geldende (kale) huurprijs van € 585,94 per maand, te rekenen vanaf 16 november 2018 tot aan de dag dat Thuisvester weer de beschikking over het gehuurde verkrijgt, met dien verstande dat de reeds door [gedaagde 1] c.s. betaalde huur daarmee kan worden verrekend, dan wel te oordelen dat aan de vernietiging van de huurovereenkomst haar werking (deels) wordt ontzegd, in die zin dat de betalingsverplichting voor het gebruik van het gehuurde op basis van de huurovereenkomst niet komt te vervallen zolang [gedaagde 1] c.s. gebruik heeft gemaakt en nog zal maken van het gehuurde;
IV. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om, bij toewijzing van het gevorderde onder I uiterst subsidiair, een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen ter hoogte van de thans geldende (kale) huurprijs van € 585,94 per maand, te rekenen vanaf de dag at de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde;
V. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen in de proces- en nakosten.
2.2.
[gedaagde 1] c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.3.
Op de stellingen en argumenten van partijen zal hierna, voor zover van belang, in de beoordeling worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
  • Thuisvester is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is als zodanig verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen.
  • Voor het aanbieden en toewijzen van haar sociale huurwoningen bedient Thuisvester zich van het woonruimtebemiddelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, dat een samenwerkingsverband betreft tussen verschillende woningcorporaties in de regio.
  • Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij ‘Klik voor Wonen’ nodig.
  • [gedaagde 1] c.s. heeft zich op 4 augustus 2018 bij Klik voor Wonen ingeschreven.
  • [gedaagde 1] c.s. heeft medio september 2018 via Klik voor Wonen zijn interesse kenbaar gemaakt voor de huurwoning van Thuisvester aan de [straat + huisnummer] te [plaats] .
  • Thuisvester heeft de woning aan [gedaagde 1] c.s. toegewezen.
  • Met ingang van 16 november 2018 is er een huurovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen met betrekking tot de voornoemde woning. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 585,94 per maand.
  • In januari 2019 is na intern onderzoek gebleken dat de inschrijfdatum van een aantal woningzoekenden in Klik voor Wonen is aangepast door een (inmiddels voormalig) medewerker van Thuisvester.
  • Bij brief van 17 mei 2019 heeft Thuisvester [gedaagde 1] c.s. geschreven dat er aanwijzingen zijn dat de door hem gehuurde woning is toegewezen op basis van een onjuiste inschrijfduur en dit nader zal worden onderzocht.
  • Bij brief van 29 juli 2019 heeft Thuisvester [gedaagde 1] c.s. geschreven dat zijn inschrijfduur ten onrechte is verlengd en de woning daarom onterecht aan hem is toegewezen.
  • [gedaagde 1] c.s. is in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen. Hij is hiertoe niet bereid gebleken.
Vernietiging huurovereenkomst
3.2.
In deze procedure ligt allereerst de vraag voor of de tussen partijen gesloten huurovereenkomst moet worden vernietigd.
3.3.
Thuisvester heeft primair een beroep gedaan op bedrog. Zij heeft daartoe het volgende gesteld.
Eén van de inschrijvingen in Klik voor Wonen die ten onrechte bleek te zijn verlengd, was de inschrijving van [gedaagde 1] c.s. De inschrijfduur van [gedaagde 1] c.s. is op 4 september 2018 verlengd met 14 jaren. Daarbij is de oorspronkelijke inschrijfdatum van [gedaagde 1] c.s. van 4 augustus 2018 gewijzigd naar 4 augustus 2004. [gedaagde 1] c.s. heeft Thuisvester ertoe bewogen om een huurovereenkomst aan te gaan door Thuisvester opzettelijk onjuist te informeren omtrent zijn inschrijfduur in Klik voor Wonen en/of door opzettelijk te verzwijgen dat de inschrijfduur op basis waarvan [gedaagde 1] c.s. de woning heeft toegewezen gekregen onjuist was, nu [gedaagde 1] c.s. wist dat de inschrijfduur op basis waarvan hij het gehuurde aangeboden heeft gekregen niet klopte en dat zijn inschrijfduur in werkelijkheid veel korter was. Hierdoor heeft [gedaagde 1] c.s. Thuisvester willens en wetens misleid in het kader van de totstandkoming van de overeenkomst.
3.4.
[gedaagde 1] c.s. heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat zijn inschrijfdatum is aangepast door (een) medewerker(s) van Thuisvester. Indien dit juist zou zijn dan betwist [gedaagde 1] c.s. daarvoor enige verantwoordelijkheid te hebben. Hij was niet op de hoogte van de aanpassing. Na 4 september 2018 ontving [gedaagde 1] c.s. voorstellen voor woningen. Deze voorstellen werden door hem op zijn telefoon bekeken. Via de app op de telefoon werden de persoonlijke gegevens zoals inschrijfduur en inschrijfduur niet getoond.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat is komen vast te staan dat de inschrijfduur van [gedaagde 1] c.s. is aangepast op de door Thuisvester gestelde wijze. Thuisvester heeft als productie 6 een overzicht in het geding gebracht van de betalingshistorie van [gedaagde 1] c.s., waarop alleen een betaling van het inschrijfgeld op 14 augustus 2018 te zien is, en niet inschrijfgeld met betrekking tot eerdere jaren. [gedaagde 1] c.s. heeft de aanpassing van de inschrijfduur slechts bij gebrek aan wetenschap betwist, en geen betaalbewijzen over eerdere jaren overgelegd. Bovendien stelt [gedaagde 1] c.s. zelf dat Thuisvester aan het inschrijfnummer, te weten 2018080182, zou hebben moeten kunnen zien dat de inschrijving uit 2018 dateert. Derhalve staat vast dat [gedaagde 1] c.s. sinds 4 augustus 2018 staat ingeschreven bij Klik voor Wonen en zijn inschrijfduur is aangepast naar 4 augustus 2004.
3.6.
Van bedrog is ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW sprake wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.
Voor bedrog is dus vereist dat de bedrieger willens en wetens de ander heeft misleid. Dit subjectieve opzetvereiste veronderstelt subjectieve wetenschap. Thuisvester stelt daartoe
– kort gezegd – dat de wetenschap volgt uit de vermelding van de inschrijfdatum op de persoonlijke pagina van iedere woningzoekende en [gedaagde 1] c.s. bekend mag worden verondersteld met de (algemeen bekende) schaarste op de sociale woningmarkt en de als gevolg daarvan lange wachtlijsten en daarom had moeten begrijpen dat hij op basis van de daadwerkelijke inschrijfduur het gehuurde nooit aangeboden zou hebben gekregen. Ook heeft Thuisvester erop gewezen dat [gedaagde 1] c.s. vóór de eerste verlenging geen enkele keer op een huurwoning heeft gereageerd en daarna in een maand tijd 31 keer, waarbij hij in 26 gevallen zijn reactie heeft ingetrokken en bij de 5 overige reacties plek 1 of plek 2 in nam. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit dit alles hooguit dat [gedaagde 1] c.s. bekend mocht worden verondersteld met de wijziging van zijn inschrijfduur, maar niet dat hij subjectieve wetenschap had van de wijziging en deze informatie vervolgens opzettelijk heeft verzwegen voor Thuisvester. Het beroep op bedrog slaagt daarom niet.
3.7.
Thuisvester heeft subsidiair een beroep gedaan op dwaling.
Artikel 6:228 lid 1 aanhef en onder sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is, indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. De wederpartij is in dit geval [gedaagde 1] c.s. en de dwalende is Thuisvester.
3.8.
De partij die de vernietiging inroept draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van:
de onjuiste voorstelling van zaken (de dwaling als zodanig);
het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en die onjuiste voorstelling;
het zich voordoen van één van de drie dwalingsgevallen van lid 1 onderdeel a (onjuiste mededeling), onderdeel b (verzwijging) en onderdeel c (wederzijdse dwaling).
De partij die de vernietiging inroept, is Thuisvester.
3.9.
De dwaling als zodanig, de onjuiste voorstelling van Thuisvester over de inschrijfduur van [gedaagde 1] c.s. (A), staat in rechte vast.
3.10.
In een geval van zowel een onjuiste mededeling als verzwijging heeft de Hoge Raad beslist dat voldoende is dat de dwalende stelt, en in geval van betwisting aannemelijk maakt dat hij, indien hij niet onder invloed van dwaling zou hebben gehandeld, één of meer concreet door hem aan te wijzen onderdelen van de overeenkomst niet zou hebben aanvaard en dat niet van hem kan worden verlangd dat hij precies aangeeft, op welke andere voorwaarden hij de overeenkomst zou hebben gesloten (HR 17 januari 1997, NJ 1997/222 ( [namen 1] )).Verder is niet beslissend of de onjuiste voorstelling de kern van de overeenkomst betreft (HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:717, NJ 2020/169).
3.11.
Tussen partijen staat vast dat de huurwoning aan de [straat + huisnummer] te [plaats] (naast inkomensvereisten) werd toegewezen op basis van inschrijfduur. Verder staat vast dat [gedaagde 1] c.s. op basis van zijn daadwerkelijke inschrijftijd niet in aanmerking kwam voor deze woning. Uit het door Thuisvester als productie 13 overgelegde overzicht volgt dat er 390 gegadigden voor de woning waren en de eerste negen gegadigden voor het gehuurde in september 2018 allemaal een inschrijfduur hadden van minstens vijf jaar, terwijl de werkelijke inschrijfduur van [gedaagde 1] c.s. op dat moment slechts ongeveer een maand was. Al degenen die op basis van de daadwerkelijke inschrijfduur boven [gedaagde 1] c.s. hebben gestaan in de lijst van geïnteresseerden kwamen vóór [gedaagde 1] c.s. in aanmerking voor de woning. Daarmee heeft Thuisvester voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, indien zij niet onder invloed van dwaling zou hebben gehandeld, de overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. niet zou hebben gesloten.
Het hiervoor onder B bedoelde causaal verband wordt dan ook aanwezig geoordeeld.
3.12.
Dan is aan de orde de vraag of sprake is van een dwalingsgeval (C), waarbij Thuisvester in dit geval een beroep doet op onderdeel b (verzwijging) van artikel 6:228 lid 1 BW, waarin is bepaald: “
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.”
3.13.
Daarbij merkt de kantonrechter op dat het onderscheid tussen ‘weten’ en ‘behoren te weten’ niet categorisch te maken is. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3424, [namen 2] ) blijkt dat het bij dit dwalingsgeval erom gaat of de wederpartij (hier: [gedaagde 1] c.s.) een bepaalde omstandigheid waarover wordt gedwaald kent, althans geacht mag worden van die omstandigheid op de hoogte te zijn, dus waarin de wederpartij van de ware stand van zaken feitelijk wel ‘moet’ hebben geweten.
3.14.
Thuisvester heeft het volgende aangevoerd over het woonruimtebemiddelingssysteem Klik voor Wonen en de kenbaarheid van de inschrijfduur en -datum.
Bij elke geadverteerde woning staat duidelijk aangegeven via welke methode de woning wordt verhuurd. In het geval van woningen die op basis van inschrijfduur worden aangeboden staat er:

Volgorde op basis van Inschrijfduur
We bepalen de volgorde aan de hand van inschrijfduur (…)
Als er op een woning wordt gereageerd, krijgt de woningzoekende allereerst bij de advertentie, vóór het reageren, een indicatie van de plaats in de ranking als men zou reageren. Vanaf het moment dat de reactietermijn voor een woning is verstreken, wordt de definitieve positie zichtbaar.
De inschrijfdatum is altijd zichtbaar op de persoonlijke pagina van de woningzoekende.
Als de woningzoekende inlogt, komt hij direct op deze pagina. De woningzoekende moet ingelogd zijn om op een woning te reageren en moet altijd zelf reageren op een woning. Wel kan hij zich abonneren op Tipberichten. In dat geval krijgt hij een e-mailbericht wanneer er nieuwe woningen op de website staan.
3.15.
De stelling van [gedaagde 1] c.s. dat hij steeds alleen via de app op de telefoon heeft gereageerd op woningen, en op die app de persoonlijke gegevens niet werden weergegeven, zodat hij van de aanpassing van de inschrijfdatum geen weet heeft gehad of hoefde te hebben, is ter zitting gemotiveerd weersproken door Thuisvester. Thuisvester heeft daarbij onder meer aangevoerd dat er geen app bestaat voor Klik voor Wonen en dat de werkwijze via de mobiele telefoon exact dezelfde is (kennelijk: als op een tablet of computer). [gedaagde 1] c.s. heeft daarop ter zitting niet meer gereageerd, zodat zijn stelling dienaangaande wordt gepasseerd.
De hiervoor onder 3.14 door Thuisvester aangevoerde werkwijze over het woonruimtebemiddelingssysteem en de kenbaarheid van de inschrijfdatum staan dan ook vast.
3.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het belang van de inschrijfduur voor het toegewezen krijgen van een woning die op basis van inschrijftijd wordt aangeboden een woningzoekende niet zijn ontgaan. De lengte van de inschrijfduur is immers van doorslaggevend belang bij een zo hoog mogelijke positie in de ranking voor de betreffende woning. [gedaagde 1] c.s. wordt bij uitstek geacht van zijn persoonlijke gegevens, waaronder zijn inschrijfdatum, op de hoogte te zijn. Zijn inschrijfdatum is steeds zichtbaar geweest op zijn persoonlijke pagina bij Klik voor Wonen. Zoals gezegd komt men op de persoonlijke pagina terecht na inloggen bij Klik voor Wonen. Omdat [gedaagde 1] c.s. alleen na inloggen heeft kunnen reageren op de woning aan de [straatnaam] heeft hij zijn inschrijfdatum op de persoonlijke pagina kunnen en moeten zien. Uit productie 12 bij dagvaarding volgt bovendien dat [gedaagde 1] c.s. na de wijziging van de inschrijfduur en vóór de totstandkoming van de huurovereenkomst nog een paar keer heeft ingelogd op zijn persoonlijke pagina om reacties op woningen te verwijderen dan wel een woning te weigeren. Ook al die keren heeft [gedaagde 1] c.s. de aangepaste inschrijfduur kunnen en moeten zien.
3.17.
De kantonrechter is op basis van het bovenstaande van oordeel dat [gedaagde 1] c.s. de wijziging in inschrijfdatum praktisch onmogelijk kan zijn ontgaan. Hij moet derhalve van de ware stand van zaken feitelijk hebben geweten. In dat geval had hij Thuisvester behoren in te lichten omtrent de foutieve inschrijfdatum. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat sociale huurwoningen schaars zijn en om in aanmerking te komen voor een sociale huur eengezinswoning in de regio West-Brabant een minimale inschrijftijd van vijf of zes jaar nodig is. [gedaagde 1] c.s. had slechts een inschrijfduur van een maand op het moment dat hij zijn interesse voor het gehuurde kenbaar maakte.
3.18.
Daar komt bij dat Thuisvester onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde 1] c.s. vóór de eerste mutatie van de inschrijfdatum geen enkele keer op een huurwoning heeft gereageerd en daarna in korte tijd 31 keer, waarbij hij in de 5 gevallen waarbij hij zijn reactie niet heeft ingetrokken op de eerste of tweede plek in de ranking stond. [gedaagde 1] c.s. heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Voornoemd handelen wekt bevreemding en bevestigt de kantonrechter in haar oordeel dat [gedaagde 1] c.s. feitelijk van de ware stand van zaken op de hoogte moet zijn geweest.
3.19.
Het voorgaande betekent dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [straat + huisnummer] vernietigd zal worden wegens dwaling. Gelet hierop behoeven de andere grondslagen geen nadere bespreking meer.
3.20.
Thuisvester heeft in haar petitum gevorderd de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het adres [straat + huisnummer] te
Oosterhoutte vernietigen c.q. ontbinden c.q. op te zeggen, terwijl uit de over en weer overgelegde stukken en de stellingen van partijen blijkt dat deze woning gelegen is in
[plaats]. Het staat de rechter in beginsel vrij kennelijke schrijf- en rekenfouten in de gedingstukken verbeterd te lezen, hetgeen de kantonrechter in deze zaak doet. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt [gedaagde 1] c.s. daardoor niet onredelijk in zijn belangen geschaad, aangezien het gaat om de verbeterde lezing van een gedingstuk waarover hij zich heeft kunnen uitlaten, te weten de inleidende dagvaarding, en tussen partijen niet in geschil is om welke woning het hier gaat (Vgl. ECLI:NL:PHR:2015:595).
3.21.
[gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd dat het beëindigen van de huurovereenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter overweegt het volgende. Hiervoor is reeds overwogen dat [gedaagde 1] c.s. feitelijk moet hebben geweten dat zijn inschrijfdatum aanzienlijk was vervroegd en hij Thuisvester daarover had behoren in te lichten. Gelet daarop moet hij eveneens geacht worden te hebben geweten dat de huurovereenkomst op basis van een valse inschrijfdatum tot stand is gekomen. Hij heeft er daarom rekening mee moeten houden dat deze huurovereenkomst zou kunnen eindigen op het moment dat Thuisvester op de hoogte zou raken van de valse inschrijfdatum. De kantonrechter wijst verder op de belangrijke maatschappelijke taak die woningbouwverenigingen hebben om ervoor te zorgen dat de verdeling van schaarse sociale huurwoningen op een eerlijke manier verloopt. Het voortduren van deze huurovereenkomst zou daaraan afbreuk doen. Ondanks dat de kantonrechter zich realiseert dat een gedwongen verhuizing een grote impact op [gedaagde 1] c.s. zal hebben, is zij al met al van oordeel dat het beëindigen van de huurovereenkomst onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
Ontruiming
3.22.
Op grond van artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Dit betekent dat (achteraf bezien) tussen partijen geen huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde 1] c.s. zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op een periode van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Gebruiksvergoeding
3.23.
Nu de vernietiging van de huurovereenkomst terugwerkt tot de aanvang van de huurovereenkomst betekent dat ook dat de betalingen die [gedaagde 1] c.s. ten titel van huur aan Thuisvester heeft verricht, onverschuldigd zijn gedaan.
3.24.
Thuisvester heeft zich voor wat betreft de gevorderde gebruiksvergoeding ter hoogte van de huurprijs vanaf de aanvang van de huur tot aan de dag dat Thuisvester weer de beschikking over het gehuurde heeft verkregen, beroepen op ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW.
3.25.
[gedaagde 1] c.s. is volgens Thuisvester verrijkt, doordat hij gedurende de looptijd van de (vernietigde) huurovereenkomst woongenot heeft gehad zonder daarvoor achteraf een vergoeding verschuldigd te zijn. Thuisvester heeft om die reden op grond van artikel 6:212 BW een vergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking gevorderd vanaf de dag dat [gedaagde 1] c.s. de woning heeft gehuurd tot de datum dat hij de woning weer ter beschikking stelt aan Thuisvester. De vergoeding dient volgens Thuisvester te worden gesteld op de contractueel overeengekomen, redelijke huurprijs.
3.26.
Tegen de door Thuisvester gevorderde gebruiksvergoeding is door [gedaagde 1] c.s. geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter de onder III gevorderde vergoeding zal toewijzen. De reeds door [gedaagde 1] c.s. ten titel van huur aan Thuisvester gedane betalingen kunnen daarmee worden verrekend.
3.27.
Nu de vordering onder III is toegewezen, heeft Thuisvester geen belang meer bij het onder sub IV gevorderde.
Proces- en nakosten
3.28.
[gedaagde 1] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden aan de zijde van Thuisvester tot en met vandaag vastgesteld op € 1.224,89 (bestaande uit € 100,89 aan explootkosten, € 124,- aan griffierecht en € 1.000,- (twee punten x € 500,-) aan salaris gemachtigde).
3.29.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde 1] c.s. niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving door Thuisvester aan de veroordelingen in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 124,-), zijnde een bedrag van € 124,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.30.
Nu geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis, zullen de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [straat + huisnummer] te [plaats] wegens dwaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om deze woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en goederen welke zich op of in de woning, voor zover deze niet het eigendom zijn van Thuisvester, mochten bevinden te ontruimen en de woning in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Thuisvester te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de van de thans geldende (kale) huurprijs van € 585,94 per maand, te rekenen vanaf 16 november 2018 tot aan de dag dat Thuisvester weer de beschikking over het gehuurde verkrijgt, met dien verstande dat de reeds door [gedaagde 1] c.s. betaalde huur daarmee kan worden verrekend;
4.4.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de kosten van dit geding, aan de zijde van Thuisvester tot en met vandaag vastgesteld op € 1.224,89;
4.5.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s., onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Thuisvester volledig aan voormelde veroordelingen voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 124,- aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.