ECLI:NL:RBZWB:2021:2141

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
8592999 CV EXPL 20-2148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst wegens dwaling en schending mededelingsplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Alwel en [gedaagde 1] c.s. over de vernietiging van een huurovereenkomst. Alwel, een toegelaten instelling voor sociale huurwoningen, vorderde de vernietiging van de huurovereenkomst met [gedaagde 1] c.s. op basis van bedrog en dwaling. De kern van het geschil draaide om de inschrijfduur van [gedaagde 1] bij het woonruimtebemiddelingssysteem 'Klik voor Wonen'. Alwel stelde dat de inschrijfdatum van [gedaagde 1] opzettelijk was gewijzigd, waardoor hij onterecht de woning toegewezen had gekregen. De kantonrechter oordeelde dat Alwel niet voldoende bewijs had geleverd voor bedrog, maar dat er wel sprake was van dwaling. De rechter vernietigde de huurovereenkomst en oordeelde dat [gedaagde 1] c.s. de woning binnen veertien dagen moest ontruimen. Tevens werd [gedaagde 1] c.s. veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding aan Alwel, ter hoogte van de huurprijs, vanaf de datum van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming. De proceskosten werden toegewezen aan Alwel, en de vordering tot uitvoerbaarheid bij voorraad werd afgewezen, gezien de belangen van [gedaagde 1] c.s. en zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
[plaats]
zaaknummer: 8592999 CV EXPL 20-2148
vonnis van 24 februari 2021
in de zaak van
de stichting
Stichting Alwel,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: mr. J.A. Vermeeren,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. W.G.M. Vos.
Partijen zullen hierna ieder afzonderlijk Laurentius, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden en gedaagden zullen hierna gezamenlijk (in mannelijk enkelvoud) [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 september 2020 met de daarin genoemde stukken, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van de zijde van Alwel van 7 december 2020 met producties 16 tot en met 21;
- de aantekeningen van de op 17 december 2020 gehouden mondelinge behandeling;
- de spreekaantekeningen van de zijde van Alwel.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Alwel vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen partijen gesloten huurovereenkomst te vernietigen, althans vernietigd te verklaren, primair vanwege bedrog en subsidiair vanwege dwaling, dan wel meer subsidiair de huurovereenkomst te ontbinden en meer subsidiair [gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst door de huurovereenkomst binnen twee weken na dit vonnis op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van minstens één maand en maximaal twee maanden, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [gedaagde 1] c.s. dit nalaat, met een maximum van € 25.000,-;
II. ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
III. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot betaling van de toekomstige huurpenningen te rekenen vanaf 1 juli 2020 van € 776,19 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om, bij toewijzing van het gevorderde onder I primair en subsidiair, een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen ter hoogte van de over die periode geldende huurprijs te rekenen vanaf 19 september 2017 tot aan de dag dat Alwel weer de volledige beschikking over het gehuurde verkrijgt, met dien verstande dat de reeds door [gedaagde 1] c.s. betaalde huur daarmee kan worden verrekend, dan wel te oordelen dat aan de vernietiging van de huurovereenkomst haar werking (deels) wordt ontzegd, in die zin dat de betalingsverplichting voor het gebruik van het gehuurde op basis van de huurovereenkomst niet komt te vervallen zolang [gedaagde 1] c.s. gebruik heeft gemaakt en nog zal maken van het gehuurde;
V. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om, bij toewijzing van het gevorderde onder I meer subsidiair, een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen ter hoogte van de per 1 juli 2020 geldende huurprijs van € 776,19 per maand, te rekenen vanaf de dag dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde;
VI. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen in de proces- en nakosten.
2.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen en in geval van toewijzing van de vorderingen verzoekt hij om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, een en ander met veroordeling van Alwel in de proceskosten.
2.3.
Op de stellingen en argumenten van partijen zal hierna, voor zover van belang, in de beoordeling worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
  • Alwel is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is als zodanig verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen.
  • Voor het aanbieden en toewijzen van haar sociale huurwoningen bedient Alwel zich van het woonruimtebemiddelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, dat een samenwerkingsverband betreft tussen verschillende woningcorporaties in de regio.
  • Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij ‘Klik voor Wonen’ nodig.
  • [gedaagde 1] heeft zich op 7 december 2013 bij Klik voor Wonen ingeschreven.
  • [gedaagde 1] c.s. heeft in augustus 2016 via Klik voor Wonen zijn interesse kenbaar gemaakt voor de huurwoning van Alwel aan de [straat + huisnummer] te [plaats] .
  • Alwel heeft de woning aan [gedaagde 1] c.s. toegewezen.
  • Met ingang van 19 september 2016 is er een huurovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen met betrekking tot de voornoemde woning. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 776,19 per maand.
  • In januari 2019 is na intern onderzoek gebleken dat de inschrijfdatum van een aantal woningzoekenden in Klik voor Wonen is aangepast door een (inmiddels voormalig) medewerker van één van de woningcorporaties die zijn aangesloten bij Klik voor Wonen.
  • Bij brief van 8 mei 2019 heeft Alwel [gedaagde 1] c.s. geschreven dat zijn inschrijfduur in Klik voor Wonen ten onrechte is verlengd en de woning daarom onterecht aan hem is toegewezen. Alwel heeft de huurovereenkomst opgezegd tegen 8 oktober 2019 en heeft [gedaagde 1] c.s. in de gelegenheid gesteld om daarmee akkoord te gaan, bij gebreke waarvan Alwel in rechte ontbinding van de huurovereenkomst de huurovereenkomst en ontruiming zal vorderen.
  • Bij brief van 19 juni 2019 heeft Alwel [gedaagde 1] c.s. opnieuw in de gelegenheid gesteld om in te stemmen met een beëindiging van de overeenkomst en ontruiming van het gehuurde. Alwel schrijft dat bij het uitblijven van de instemming zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal vernietigen.
  • De gemachtigde van [gedaagde 1] c.s. heeft bij e-mail van diezelfde dag aan Alwel te kennen gegeven dat [gedaagde 1] c.s. de huurovereenkomst niet zelf zal opzeggen.
  • Alwel heeft de gemachtigde van [gedaagde 1] c.s. vervolgens bij brief van 21 juni 2019 bericht dat zij een gerechtelijke procedure gaan starten.
  • Bij brief van 28 februari 2020 is [gedaagde 1] c.s. een laatste gelegenheid gegeven om de huurovereenkomst zelf op te zeggen ter voorkoming van een gerechtelijke procedure.
  • [gedaagde 1] c.s. is hiertoe niet bereid gebleken.
Vernietiging huurovereenkomst
3.2.
In deze procedure ligt de vraag voor of de tussen partijen gesloten huurovereenkomst moet worden vernietigd.
3.3.
[gedaagde 1] c.s. heeft allereerst gesteld dat Alwel sinds december 2018 bekend is met de vermeende fraude. Alwel schrijft [gedaagde 1] c.s. op 8 mei 2019 voor het eerst aan. Op 21 juni 2019 ontvangt [gedaagde 1] c.s. opnieuw een brief van Alwel. Vervolgens blijft het weer stil, tot de brief van 28 februari 2020 waarin Alwel een bodemprocedure op zeer korte termijn aankondigt. De dagvaarding wordt echter pas in juni 2020 betekend. [gedaagde 1] c.s. heeft gesteld door de steeds maar talmende houding van Alwel in zijn belangen te zijn geschaad alsmede dat Alwel haar rechten ten aanzien van [gedaagde 1] c.s. om een beroep te doen op vernietiging dan wel ontbinding van de overeenkomst heeft verspeeld. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde 1] c.s. aldus dat hij een beroep doet op rechtsverwerking.
3.4.
Een beroep op rechtsverwerking kan slechts slagen indien vast komt te staan dat Alwel zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het ingeroepen recht. Enkel tijdsverloop of stilzitten levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Daartoe is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij [gedaagde 1] c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Alwel haar aanspraak niet meer geldend zou maken, dan wel de positie van [gedaagde 1] c.s. onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in het geval Alwel haar aanspraak alsnog geldend zou maken (HR 29 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1827). Gedragingen die tot rechtsverwerking kunnen leiden, moeten door de partij die zich daarop beroept (hier: [gedaagde 1] c.s.), worden gesteld en zonodig bewezen.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op rechtsverwerking niet slaagt. [gedaagde 1] c.s. heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd, anders dan (korte) periodes van stilzitten, die een beroep op rechtsverwerking zouden kunnen rechtvaardigen. Zoals blijkt uit de hiervoor onder de feiten genoemde berichtgeving van Alwel heeft zij in een relatief kort tijdsbestek meerdere brieven naar [gedaagde 1] c.s. gestuurd. Uit de inhoud daarvan kan worden afgeleid dat Alwel haar aanspraken nog steeds geldend wenste te maken. Evenmin kan worden gezegd dat door het tijdsverloop, welk verloop de kantonrechter dus maar beperkt acht, de positie van [gedaagde 1] c.s. onredelijk is benadeeld of verzwaard.
3.6.
Alwel heeft ten aanzien van de gevorderde vernietiging primair een beroep gedaan op bedrog. Zij heeft daartoe het volgende gesteld.
Eén van de inschrijvingen in Klik voor Wonen die ten onrechte bleek te zijn verlengd, was de inschrijving van [gedaagde 1] . De inschrijfduur van [gedaagde 1] is op 23 februari 2016 verlengd met ruim vijf jaren. Daarbij is de oorspronkelijke inschrijfdatum van [gedaagde 1] van 7 december 2013 gewijzigd naar 5 september 2008. [gedaagde 1] c.s. wist dat de inschrijfduur op basis waarvan hij het gehuurde aangeboden heeft gekregen niet klopte en dat zijn inschrijfduur in werkelijkheid veel korter was. Hij had Alwel hierover moeten informeren maar heeft dat bewust en dus opzettelijk achterwege gelaten. Hierdoor heeft [gedaagde 1] c.s. Alwel willens en wetens misleid in het kader van de totstandkoming van de overeenkomst.
3.7.
[gedaagde 1] c.s. heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat de woning aan de [straat + huisnummer] te [plaats] is toegewezen op basis van inschrijfduur. Alwel heeft als productie 7 een overzicht van de inschrijfduur van enkele geïnteresseerden voor de woning in het geding gebracht. Deze productie wijst er naar het oordeel van de kantonrechter veeleer op dat toewijzing van de woning heeft plaatsgevonden op basis van inschrijfduur in plaats van op loting. Dat er bij een woning die op basis van loting wordt aangeboden een ranglijst zou zijn opgesteld, is immers niet erg waarschijnlijk. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de woning op basis van inschrijfduur aan [gedaagde 1] c.s. is toegewezen.
3.8.
[gedaagde 1] c.s. heeft verder betwist dat is gefraudeerd met zijn inschrijfduur. Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat dit wel zo is, betwist hij dat hij dit heeft gedaan, dan wel dat hij hier enige wetenschap van zou hebben gehad. Voor wat betreft het wetenschapscriterium verwijst [gedaagde 1] c.s. naar het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 30 augustus 2019 in de zaak van Alwel tegen [namen]
(bekend onder zaaknummer: 7909766 VV EXPL 19-66).
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat met de door Alwel overgelegde productie 6 is komen vast te staan dat de inschrijfduur van [gedaagde 1] c.s. is aangepast op de door Alwel gestelde wijze. Het document waarin de inschrijfdatum van 5 september 2008 staat is weliswaar geanonimiseerd maar uit het wel zichtbare inschrijfnummer dat blijkens de bevestigingsmail van de inschrijving bij Klik voor Wonen overeenkomt met het inschrijfnummer van [gedaagde 1] , kan worden afgeleid dat het betrekking heeft op [gedaagde 1] . [gedaagde 1] c.s. heeft niet gesteld, laat staan met stukken onderbouwd, dat [gedaagde 1] reeds vanaf 5 september 2008 bij Klik voor Wonen stond ingeschreven. Dit rijmt in ieder geval niet met de aan hem gestuurde bevestigingsmail van zijn inschrijving bij Klik voor Wonen welke mail Alwel als productie 6 heeft overgelegd.
3.10.
De kantonrechter volgt [gedaagde 1] c.s. niet in zijn stelling dat in deze zaak moet worden uitgegaan van wat in voormeld kort geding vonnis is overwogen. De kantonrechter acht zich op generlei wijze gebonden aan wat in die uitspraak, waarbij [gedaagde 1] c.s. overigens geen partij was, is vermeld. Het karakter van een uitspraak in kort geding is dat daarin een voorlopig oordeel wordt gegeven. Dat in die uitspraak, zoals [gedaagde 1] c.s. stelt, door (een andere) kantonrechter uitgangspunten voor de beoordeling van het wetenschapscriterium zijn geformuleerd, maakt het voorgaande niet anders. Ook daaraan is de kantonrechter niet gebonden.
3.11.
Van bedrog is ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW sprake wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.
Voor bedrog is dus vereist dat de bedrieger willens en wetens de ander heeft misleid. Dit subjectieve opzetvereiste veronderstelt subjectieve wetenschap. Alwel stelt daartoe – kort gezegd – dat de wetenschap volgt uit de vermelding van de inschrijfduur op de persoonlijke pagina van iedere woningzoekende en [gedaagde 1] c.s. bekend mag worden verondersteld met de (algemeen bekende) schaarste op de sociale woningmarkt en de als gevolg daarvan lange wachtlijsten. Uit wat Alwel ter onderbouwing van het beweerdelijke bedrog heeft gesteld volgt naar het oordeel van de kantonrechter hooguit dat [gedaagde 1] c.s. bekend mocht worden verondersteld met de wijziging van zijn inschrijfduur, maar niet dat hij subjectieve wetenschap had van de wijziging en deze informatie vervolgens opzettelijk heeft verzwegen voor Alwel.
Het beroep op bedrog slaagt daarom niet.
3.12.
Alwel heeft subsidiair een beroep gedaan op dwaling.
Artikel 6:228 lid 1 aanhef en onder sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is, indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. De wederpartij is in dit geval [gedaagde 1] c.s. en de dwalende is Alwel.
3.13.
De partij die de vernietiging inroept draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van:
de onjuiste voorstelling van zaken (de dwaling als zodanig);
het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en die onjuiste voorstelling;
het zich voordoen van één van de drie dwalingsgevallen van lid 1 onderdeel a (onjuiste mededeling), onderdeel b (verzwijging) en onderdeel c (wederzijdse dwaling).
De partij die de vernietiging inroept, is Alwel.
3.14.
De dwaling als zodanig, de onjuiste voorstelling van Alwel over de inschrijfduur van [gedaagde 1] (A), staat in rechte vast.
3.15.
In een geval van zowel een onjuiste mededeling als verzwijging heeft de Hoge Raad beslist dat voldoende is dat de dwalende stelt, en in geval van betwisting aannemelijk maakt dat hij, indien hij niet onder invloed van dwaling zou hebben gehandeld, één of meer concreet door hem aan te wijzen onderdelen van de overeenkomst niet zou hebben aanvaard en dat niet van hem kan worden verlangd dat hij precies aangeeft, op welke andere voorwaarden hij de overeenkomst zou hebben gesloten (HR 17 januari 1997, NJ 1997/222 ( [namen 1] )).Verder is niet beslissend of de onjuiste voorstelling de kern van de overeenkomst betreft (HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:717, NJ 2020/169).
3.16.
In het onderhavige geval wordt er vanuit gegaan dat de huurwoning aan de [straat + huisnummer] te [plaats] (naast inkomensvereisten) werd toegewezen op basis van inschrijfduur. Verder staat vast dat [gedaagde 1] c.s. op basis van zijn daadwerkelijke inschrijftijd niet in aanmerking kwam voor deze woning. Dit blijkt ook uit de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde lijst, waaruit blijkt dat er 32 gegadigden waren voor de woning, en er de nodige gegadigden waren met een langere inschrijftijd dan de daadwerkelijke inschrijftijd van [gedaagde 1] . Al degenen die op basis van de daadwerkelijke inschrijfduur boven [gedaagde 1] c.s. hebben gestaan in de lijst van geïnteresseerden kwamen vóór [gedaagde 1] c.s. in aanmerking voor de woning. Daarmee heeft Alwel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, indien zij niet onder invloed van dwaling zou hebben gehandeld, de overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. niet zou hebben gesloten.
Het hiervoor onder B bedoelde causaal verband wordt dan ook aanwezig geoordeeld.
3.17.
Dan is aan de orde de vraag of sprake is van een dwalingsgeval (C), waarbij Alwel in dit geval een beroep doet op onderdeel b (verzwijging) van artikel 6:228 lid 1 BW, waarin is bepaald: “
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.”
3.18.
Daarbij merkt de kantonrechter op dat het onderscheid tussen ‘weten’ en ‘behoren te weten’ niet categorisch te maken is. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3424, [namen 2] ) blijkt dat het bij dit dwalingsgeval erom gaat of de wederpartij (hier: [gedaagde 1] c.s.) een bepaalde omstandigheid waarover wordt gedwaald kent, althans geacht mag worden van die omstandigheid op de hoogte te zijn, dus waarin de wederpartij van de ware stand van zaken feitelijk wel ‘moet’ hebben geweten.
3.19.
Over het woonruimtebemiddelingssysteem Klik voor Wonen en de kenbaarheid van de inschrijfdatum staat als onweersproken het volgende vast.
Bij elke geadverteerde woning staat duidelijk aangegeven via welke methode de woning wordt verhuurd. In het geval van woningen die op basis van inschrijfduur worden aangeboden staat er:

Volgorde op basis van Inschrijfduur
We bepalen de volgorde aan de hand van inschrijfduur (…)
Als er op een woning wordt gereageerd, krijgt de woningzoekende allereerst bij de advertentie, vóór het reageren, een indicatie van de plaats in de ranking als men zou reageren. Vanaf het moment dat de reactietermijn voor een woning is verstreken, wordt de definitieve positie zichtbaar.
De inschrijfdatum is altijd zichtbaar op de persoonlijke pagina van de woningzoekende.
Als de woningzoekende inlogt, komt hij direct op deze pagina. De woningzoekende moet ingelogd zijn om op een woning te reageren en moet altijd zelf reageren op een woning. Wel kan hij zich abonneren op Tipberichten. In dat geval krijgt hij een e-mailbericht wanneer er nieuwe woningen op de website staan.
3.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het belang van de inschrijfduur voor het toegewezen krijgen van een woning die op basis van inschrijftijd wordt aangeboden een woningzoekende niet zijn ontgaan. De lengte van de inschrijfduur is immers van doorslaggevend belang bij een zo hoog mogelijke positie in de ranking voor de betreffende woning. [gedaagde 1] c.s. wordt bij uitstek geacht van zijn persoonlijke gegevens, waaronder zijn inschrijfdatum, op de hoogte te zijn. De inschrijfdatum van [gedaagde 1] c.s. is steeds zichtbaar geweest op zijn persoonlijke pagina bij Klik voor Wonen. Zoals gezegd komt men op de persoonlijke pagina terecht na inloggen bij Klik voor Wonen. Omdat [gedaagde 1] c.s. alleen na inloggen heeft kunnen reageren op de woning aan de Willem van Kesselstraat heeft hij zijn inschrijfdatum op de persoonlijke pagina kunnen en moeten zien. Uit productie 6 bij dagvaarding blijkt bovendien dat [gedaagde 1] c.s. na de verlenging van de inschrijfduur, maar nog vóór de totstandkoming van de huurovereenkomst voor de Willem van Kesselstraat, ook gereageerd heeft op een andere woning ( [adres] ). Ook toen heeft [gedaagde 1] c.s. de aangepaste inschrijfduur al kunnen en moeten zien. Dat [gedaagde 1] c.s. zijn inschrijfdatum niet zelf heeft aangepast en het inloggen via de telefoon heeft gedaan, maakt het voorgaande niet anders.
3.21.
De kantonrechter is op basis van het bovenstaande van oordeel dat [gedaagde 1] c.s. de wijziging in inschrijfdatum praktisch onmogelijk kan zijn ontgaan. Hij moet derhalve van de ware stand van zaken feitelijk hebben geweten. In dat geval had hij Alwel behoren in te lichten omtrent de foutieve inschrijfdatum. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat sociale huurwoningen schaars zijn en om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning in de regio [plaats] een minimale inschrijftijd van zes of zeven jaar nodig is. [gedaagde 1] had een inschrijfduur van nog geen drie twee jaar.
3.22.
Het voorgaande betekent dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [straat + huisnummer] te [plaats] vernietigd zal worden wegens dwaling. Gelet hierop behoeven de andere grondslagen geen nadere bespreking meer.
Ontruiming
3.23.
Op grond van artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Dit betekent dat (achteraf bezien) tussen partijen geen huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde 1] c.s. zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op een periode van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Gebruiksvergoeding
3.24.
Nu de vernietiging van de huurovereenkomst terugwerkt tot de aanvang van de huurovereenkomst betekent dat ook dat de betalingen die [gedaagde 1] c.s. ten titel van huur aan Alwel heeft verricht, onverschuldigd zijn gedaan.
3.25.
Alwel heeft zich voor wat betreft de gevorderde gebruiksvergoeding ter hoogte van de huurprijs vanaf de aanvang van de huur tot aan de dag dat Alwel weer de gehele beschikking over het gehuurde heeft verkregen, beroepen op ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW.
3.26.
[gedaagde 1] c.s. is volgens Alwel verrijkt, doordat hij gedurende de looptijd van de (vernietigde) huurovereenkomst woongenot heeft gehad zonder daarvoor achteraf een vergoeding verschuldigd te zijn. Alwel heeft om die reden op grond van artikel 6:212 BW een vergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking gevorderd vanaf de dag dat [gedaagde 1] c.s. de woning heeft gehuurd tot de datum dat hij de woning weer ter beschikking stelt aan Alwel. De vergoeding dient volgens Alwel te worden gesteld op de contractueel overeengekomen, redelijke huurprijs.
3.27.
Tegen de door Alwel gevorderde gebruiksvergoeding is door [gedaagde 1] c.s. geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter de onder IV gevorderde vergoeding zal toewijzen. De reeds door [gedaagde 1] c.s. ten titel van huur aan Alwel gedane betalingen kunnen daarmee worden verrekend.
3.28.
Nu de vordering onder IV is toegewezen, heeft Alwel geen belang meer bij het onder sub III en V gevorderde.
Proces- en nakosten
3.29.
[gedaagde 1] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden aan de zijde van Alwel tot en met vandaag vastgesteld op € 1.224,89 (bestaande uit € 100,89 aan explootkosten, € 124,- aan griffierecht en € 1.000,- (twee punten x € 500,-) aan salaris gemachtigde).
3.30.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde 1] c.s. niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving door Alwel aan de veroordelingen in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 124,-), zijnde een bedrag van € 124,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.31.
Ingevolge artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter desgevorderd een (deel van een) vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Nu [gedaagde 1] c.s. verweer heeft gevoerd tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad, dient de kantonrechter de belangen van partijen af te wegen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die een veroordeling verkrijgt zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Daarbij dient de kans van slagen van het aangewende - of aan te wenden - rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven (vgl. HR 29 november 1996, NJ 1997/684). Daarnaast staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg, maar moeten (slechts) worden meegewogen (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468).
3.32.
Met inachtneming van deze maatstaven is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Alwel bij een spoedige ontruiming van het pand in dit geval niet opweegt tegen het belang van [gedaagde 1] c.s. bij behoud van de bestaande toestand (in casu: een verder verblijf in de woning) totdat in hoger beroep over het onderhavige geschil is geoordeeld. Het gaat hier om een gezin met jonge kinderen dat gelet op de hoogte van het gezinsinkomen niet voor niets in een sociale huurwoning verblijft in plaats van een woning huurt in de vrije sector. Het vinden van een andere betaalbare en passende huurwoning zal niet eenvoudig zijn. Het woonbelang van [gedaagde 1] c.s. overstijgt naar het oordeel van de kantonrechter dus het belang van Alwel bij onmiddellijke tenuitvoerlegging van het vonnis. Dit betekent dat de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis wordt afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [straat + huisnummer] te [plaats] wegens dwaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om deze woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en goederen welke zich op of in de woning, voor zover deze niet het eigendom zijn van Alwel, mochten bevinden te ontruimen en de woning in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Alwel te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de over die periode geldende huurprijs te rekenen vanaf 19 september 2016 tot aan de dag dat Alwel weer de volledige beschikking over het gehuurde verkrijgt, met dien verstande dat de reeds door [gedaagde 1] c.s. betaalde huur daarmee kan worden verrekend;
4.4.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de kosten van dit geding, aan de zijde van Alwel tot en met vandaag vastgesteld op € 1.224,89;
4.5.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s., onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Alwel volledig aan voormelde veroordelingen voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 124,- aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.