ECLI:NL:RBZWB:2021:2529
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig besluit door college
In deze zaak heeft verzoekster op 10 oktober 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit beroep was gericht tegen de beslissing van 12 juni 2019, waarbij haar verzoek om handhaving in verband met geluidsoverlast werd afgewezen. Op 3 november 2020 heeft het college alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. Het college heeft in een brief van 25 februari 2021 aangegeven dat het verzoek om proceskostenvergoeding moet worden afgewezen, omdat zij binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit hebben genomen.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen door op 3 november 2020 een besluit te nemen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft het college veroordeeld in deze kosten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 178,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 19 mei 2021 en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.