ECLI:NL:RBZWB:2021:2531
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig besluit door college
In deze zaak heeft verzoekster op 10 oktober 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit beroep was gericht tegen de beslissing van 5 juni 2019, waarbij haar verzoek om handhaving met betrekking tot de bedrijfsmatige opslag van materialen op een perceel in [plaatsnaam] was afgewezen. Na een besluit van het college op 29 oktober 2020, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling in de proceskosten.
Het college heeft in een brief van 25 februari 2021 aangegeven dat het verzoek om proceskostenvergoeding moet worden afgewezen, omdat zij binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit hebben genomen. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen door tijdig een besluit te nemen na de ingebrekestelling. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft het college veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 19 mei 2021 en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.