ECLI:NL:RBZWB:2021:303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6771
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het UWV om een Indicatie Banenafspraak af te geven op basis van de Wet financiering sociale verzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Indicatie Banenafspraak, maar het UWV weigerde deze aanvraag bij besluit van 4 juni 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 20 december 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 december 2020 waren zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van het UWV, mr. H.M. van Gent.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapportages van het UWV beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door haar smetvrees en lichamelijke klachten niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben echter vastgesteld dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat is om een drempelfunctie uit te voeren. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van eiseres juist is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar medische stukken over te leggen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat eiseres in staat is om ten minste één drempelfunctie uit te voeren en dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat zij niet in aanmerking komt voor een Indicatie Banenafspraak. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6771 WBQA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 juni 2019 (primaire besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Indicatie Banenafspraak af te geven op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv).
In het besluit van 20 december 2019
(bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 december 2020.
Eiseres en haar gemachtigde waren hierbij aanwezig. Voor het UWV was aanwezig mr. H.M. van Gent.

Overwegingen

1. Een consulent Werk & Inkomen van de gemeente Breda heeft op 18 december 2018 voor eiseres bij het UWV een zogeheten Indicatie banenafspraak aangevraagd.
Bij besluit van 4 juni 2019 (primair besluit) heeft het UWV de aanvraag geweigerd, omdat uit verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek is gebleken dat eiseres in staat is het minimumloon te verdienen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt
Bij het bestreden besluit is het bezwaar, onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b, ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres beperkingen heeft en dat deze nog minimaal zes maanden zullen duren. In geschil is de vraag of zij met haar beperkingen in staat is een drempelfunctie uit te voeren zodat zij geacht kan worden het wettelijk minimumloon te verdienen
3.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Om in aanmerking te komen voor een indicatie banenafspraak dient eiseres te voldoen aan de volgende criteria:
  • zij heeft door ziekte of gebrek dusdanige beperkingen dat zij niet in staat is om het wettelijk minimumloon te kunnen verdienen;
  • de beperkingen duren vanaf het moment van beoordeling nog minimaal 6 maanden voort;
  • er is geen vorm van ondersteuning (begeleiding of een voorziening) mogelijk waardoor zij alsnog het wettelijk minimumloon kan verdienen.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en de beschikbare medische informatie bestudeerd. Hij heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 4 april 2019. Eiseres geeft aan sinds 1993 last te hebben van smetvrees/dwangstoornis en daarvoor ook lang bij de GGZ in behandeling te zijn geweest. Zij heeft de behandeling ruim een jaar geleden zelf stopgezet omdat zij vond dat de GGZ haar niet kon helpen. Sindsdien volgt zij een alternatieve behandeling (magnetiseren). Lichamelijk klaagt eiseres over slijtage en pijn in de onderrug. In 2012 heeft zij behandelingen op de pijnpoli gehad zonder blijvend effect. Eiseres ervaart pijn bij lopen (max 30 minuten), zitten en staan. Ook heeft zij linkerschouderklachten na partnergeweld in 2016. Zij heeft nooit betaald werk gehad, maar geeft op vrijwillige basis sinds 2004 Arabische les voor drie uur per week. De verzekeringsarts acht de klachten en ervaren belemmeringen consistent met de aard van de gestelde diagnoses (rugpijn aspecifiek chronisch en dwangstoornis) en met de van de huisarts ontvangen medische informatie. Er is sprake van ziekte van waaruit beperkingen ten aanzien van arbeid volgen, deels op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren en deels op het vlak van fysieke belasting. Eiseres is beperkt ten aanzien van buigen, bewegen van het hoofd (in alle richtingen licht beperkt), het handhaven van een zittende houding (vertredingsmogelijkheden nodig), handhaven van staande houding (max 30 min aaneengesloten), handhaven van gebogen houding, optillen (max 5kg), dragen, trekken en duwen (max 10 tal kg), lopen (max 30 minuten aaneengesloten). Ook is zij beperkt ten aanzien van tussenmenselijke interacties en relaties (omgaan met fysiek contact in relaties, geen contact met patiënten).
5.2
De verzekeringsarts b&b (T.J.A. Boel) heeft eiseres gezien op de hoorzitting en de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Hij heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 27 november 2019. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid te herzien. Of de behandeling voor de smetvrees nog lopend is of niet, is niet van belang, omdat er immers al rekening is gehouden met de smetvrees door eiseres te beperken voor het omgaan in fysiek contact. Daarnaast blijkt uit het vrijwilligerswerk dat zij doet, dat dit geen beletsel vormt om samen te kunnen werken. Alle fysieke klachten van eiseres zijn meegewogen en de vastgestelde beperkingen liggen volledig in lijn met de onderzoeksbevindingen. Uiteraard is zeer langdurig zitten zonder enige vertredingsmogelijkheid niet aangewezen voor eiseres. De primaire verzekeringsarts heeft daarom ook vastgesteld dat vertredingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn. Ook is vastgesteld dat eiseres maximaal 30 minuten mag staan. Verder is een urenbeperking niet aan de orde. Fysiotherapie (0,5 uur per week) kan buiten arbeidstijd worden gevolgd. De gevolgen van de lichamelijke en psychische klachten werden al meegewogen in de belastbaarheid. De aandoeningen worden niet gekenmerkt door een stoornis in de energiehuishouding noch is er een noodzaak tot het structureel inlassen van rust.
5.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij vanwege haar smetvrees veel last heeft van psychische klachten. Lichamelijk is er sprake van slijtage in de onderrug en nek en schouderklachten. Door de klachten die eiseres hierdoor ervaart is zij beperkt in langdurig staan, langdurig lopen, langdurig zitten, buigen, tillen, dragen, trekken, duwen, bewegen van het hoofd en boven schouderhoogte actief zijn
.Eiseres kan geen 60 minuten achtereen zitten. Er dient een urenbeperking te worden aangenomen vanwege de lichamelijke en psychische klachten en de behandelingen. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen, omdat zij daar zelf de financiële middelen niet voor heeft. Zij heeft haar beroep aangevuld met haar medisch dossier van het Amphia Ziekenhuis, stukken van GGZ Breburg en een rapport van 19 oktober 2020 van de door haar ingeschakelde medisch adviseur [medisch adviseur].
5.4
In een aanvullend rapport van 3 december 2020 heeft de verzekeringsarts b&b (Boel) gemotiveerd uiteengezet waarom hij in het door eiseres overgelegde rapport van [medisch adviseur] geen aanleiding ziet het eerder ingenomen standpunt te herzien.
5.5
Op 14 december 2020 heeft eiseres een aanvullende reactie van [medisch adviseur] en medische stukken overgelegd. Ter zitting heeft de rechtbank deze stukken geweigerd wegens strijd met de goede procesorde.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische en lichamelijke klachten, waaronder haar smetvrees/dwangstoornis, de slijtage aan haar onderrug en nek en de schouderklachten. Bij het vaststellen van de beperkingen is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Dat eiseres, zoals zij zelf aanvoert, beperkt is in langdurig staan/lopen/zitten, buigen, tillen, dragen, trekken, duwen, bewegen van het hoofd en boven schouderhoogte actief zijn, is ook onderkend door de verzekeringsartsen. De rechtbank stelt vast dat op al deze aspecten ook een beperking is aangenomen. Ten aanzien van de psychische klachten is eiseres beperkt geacht ten aanzien van intermenselijke relaties, namelijk het omgaan met fysiek contact in relaties en contact met patiënten. De aanvullende informatie die eiseres op 12 oktober 2020 heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het met name oudere informatie betreft van ruim vóór de datum in geding. Dat deze informatie, zoals gemachtigde van eiseres ter zitting heeft aangevoerd, aantoont dat het gaat om steeds terugkerende klachten, wil de rechtbank wel aannemen, maar eiseres heeft niet onderbouwd – zoals de rechtbank bij brief van 7 december 2020 heeft verzocht – hoe uit deze stukken blijkt dat de belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Ook in de rapportage van [medisch adviseur] van 19 oktober 2020 ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen en verwijst naar de reactie daarop van de verzekeringsarts b&b van 3 december 2020.
6.2
Meer concreet heeft eiseres aangevoerd dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen en dat zij niet in staat is om 60 minuten achtereen te zitten. Ten aanzien van de geclaimde urenbeperking verwijst de rechtbank naar de rapportage van de verzekeringsarts b&b. Deze heeft voldoende gemotiveerd waarom een urenbeperking in het geval van eiseres niet aan de orde is. Ten aanzien van het aspect zitten, ziet de rechtbank in de niet onderbouwde stelling onvoldoende reden om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen en overweegt daartoe als volgt. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om klachten te vertalen naar beperkingen. De primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres beperkt is voor het ‘handhaven van een zittende houding’ en dat zij vertredingsmogelijkheden nodig heeft. De verzekeringsarts b&b heeft dit bevestigd door te rapporteren dat eiseres niet in staat is ‘zeer langdurig te zitten’ en dat er inderdaad vertredingsmogelijkheden nodig zijn. De beide verzekeringsartsen hebben in hun rapportages vermeld dat eiseres gedurende het hele spreekuur/de hoorzitting blijft zitten, zonder te vertreden. In een aanvullend overleg met de arbeidsdeskundige op 12 december 2019, heeft de (vervangende) verzekeringsarts C. Lemmers, geconcludeerd dat eiseres in staat moet worden geacht 60 minuten achtereen te kunnen zitten. Gelet hierop had het op de weg gelegen van eiseres om met medische stukken te onderbouwen waarom zij niet in staat is 60 minuten aaneengesloten te zitten.
6.3
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf een onafhankelijke deskundige in te schakelen, omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om zelf medische stukken over te leggen, zij van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt en daarmee onvoldoende twijfel heeft gezaaid over het verloop van het onderzoek en de inhoudelijke beoordeling door de verzekeringsarts b&b. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid zoals vastgesteld door de verzekeringsartsen.
7. Het arbeidskundig onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV.
7.1
Op grond van de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen heeft de arbeidsdeskundige de drempelfunctie ‘productiemedewerker (samensteller)’
voor eiseres geselecteerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft geconcludeerd dat de arbeidsdeskundige onderbouwd heeft weergegeven dat de eisen die de drempelfunctie stelt, aansluiten bij de voorwaarden waaraan het werk voor eiseres moet voldoen. In haar rapport van 11 december 2019 heeft zij gerapporteerd dat in de functie geen sprake is van zeer langdurig achtereen zitten. Het kan voorkomen dat men dagelijks tweemaal tot maximaal 60 minuten achtereen moet zitten. Wegens afwezigheid van verzekeringsarts b&b Boel, heeft de arbeidsdeskundige b&b deze belastbaarheid besproken met vervangende verzekeringsarts b&b C. Lemmers. Deze gaf aan dat zitten tot maximaal 60 minuten achtereen is te vergen.
7.2
Tegen het arbeidsdeskundig oordeel heeft eiseres aangevoerd dat niet van haar gevergd kan worden om 60 minuten achtereen te zitten en dat de stelling van de arbeidsdeskundige b&b dat het zitten ieder uur viermaal wordt onderbroken door lopen en staan niet juist is. Bovendien kan zij de productienorm niet halen omdat zij het werk regelmatig moet onderbreken om te gaan staan of te lopen. Daarom is de drempelfunctie niet geschikt voor eiseres.
7.3
In reactie hierop heeft de arbeidsdeskundige b&b op 27 februari 2020 aanvullend gerapporteerd dat eiseres de belasting van lopen en staan niet op de juiste wijze interpreteert door ervan uit te gaan dat de belasting voor de gehele werkdag in plaats van elk uur geldt. De fysieke belasting van zitten, staan en lopen wordt
per uurin kaart gebracht. Dit betekent dat het zitten dagelijks tijdens zes werkuren ieder uur viermaal onderbroken wordt door lopen en viermaal door staan. Daarmee is geen sprake van zeer langdurig achtereen zitten. Daarnaast komt dagelijks zitten tijdens twee werkuren voor gedurende 60 minuten achtereen. (vervangende) Verzekeringsarts b&b Lemmers heeft, zoals weergegeven in de rapportage van 11 december 2019, aangegeven dat dit is te vergen omdat 60 minuten achtereen zitten niet als zeer langdurig achtereen zitten wordt beschouwd. Al met al heeft te gelden dat zitten in voldoende mate wordt afgewisseld met lopen en staan. Dat houdt tevens in dat er geen productieverlies optreedt doordat eiseres méér dan in de functie voorkomt het werk zou moeten onderbreken om te staan of te lopen.
7.4
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundigen inzichtelijk en op afdoende wijze hebben onderbouwd dat eiseres, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen, in staat is een drempelfunctie te verrichten. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de geselecteerde functie in medisch opzicht niet passend is. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundigen. Daarin is voldoende uitgebreid gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres in staat geacht wordt de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan deze drempelfunctie. Er zijn voldoende vertredingsmomenten om het zitten te onderbreken. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functie te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank onder 6 heeft geconcludeerd, gaat de rechtbank daarin niet mee.
Conclusie
8. Aangezien eiseres in staat is om ten minste één drempelfunctie uit te voeren, wordt zij geacht in staat te zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Het UWV heeft dan ook terecht en op goede gronden vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Indicatie banenafspraak. Dit betekent dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 26 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage – wettelijk kader
Op 1 mei 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking getreden. Met deze wet is de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) op onderdelen gewijzigd.
Op grond van artikel 38b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wfsv wordt onder een arbeidsbeperkte, voor zover in deze zaak van belang, verstaan de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet en:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, (…).
Op grond van artikel 38d, negende lid, aanhef en onder c, van de Wfsv worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld, in ieder geval met betrekking tot de vaststelling, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en e, ten behoeve van de opname van personen in de registratie als bedoeld in het eerste lid.
Deze nadere regels zijn gesteld in het Besluit SUWI.
In artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat het UWV op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wfsv een beoordeling verricht of die persoon in staat is het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, te verdienen.
In artikel 3.5, derde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat in het kader van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, door het UWV het arbeidsvermogen van de betrokken persoon wordt beoordeeld.
In artikel 3.5, vierde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat dit arbeidsvermogen wordt getoetst aan de methodiek van drempelfuncties die het UWV hanteert bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
In artikel 3.5, vijfde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat een drempelfunctie een bestaande functie op de Nederlandse arbeidsmarkt is die de ondergrens van de verdiencapaciteit markeert, met een minimale belasting waardoor deze geschikt is voor mensen met beperkingen.
In artikel 3.5, zesde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren, de persoon niet geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die deze persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor 6 maanden na de beoordeling zullen bestaan.
In artikel 3.5, zevende lid, van het Besluit SUWI, is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon één drempelfunctie kan uitvoeren of één drempelfunctie kan uitvoeren met behulp van aanpassingen, de persoon geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen.