In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2021, geregistreerd onder de zaaknummers BRE 19/4618 WAJONG en BRE 19/4619 WAJONG, is eiseres, geboren op 14 februari 1984, in beroep gegaan tegen de weigering van het UWV om haar een Wajong-uitkering en een indicatie banenafspraak toe te kennen. Het UWV had in zijn besluiten van 22 februari 2019 vastgesteld dat eiseres over arbeidsvermogen beschikt en in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet vier uur per dag belastbaar is en dat haar klachten, waaronder PTSS en de ziekte van Bechterew, haar werkcapaciteit ernstig beperken. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beoordeeld. De rechtbank concludeert dat eiseres, ondanks haar klachten, in staat is om een eenvoudige taak uit te voeren, zoals het beleggen van broodjes, en dat zij voldoet aan de criteria voor arbeidsvermogen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van het UWV om eiseres een Wajong-uitkering en een indicatie banenafspraak toe te kennen, wordt bevestigd. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling.