ECLI:NL:RBZWB:2021:3598
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 september 2019, waarin haar WAO-uitkering werd herzien. Eiseres ontving sinds 9 maart 2003 een WAO-uitkering, aanvankelijk met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar deze werd in 2019 vastgesteld op 15-25%. De rechtbank heeft op 1 oktober 2020 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV was vertegenwoordigd door een medewerker. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor een deskundigenonderzoek, dat op 17 december 2020 werd afgerond. De deskundige concludeerde dat eiseres op 1 februari 2019 in staat was om veertig uur per week te werken, wat door de rechtbank werd gevolgd.
De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. Eiseres stelde dat haar klachten ernstiger waren dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de deskundige zorgvuldig had onderzocht en dat de beperkingen van eiseres in de FML voldoende waren onderkend. De rechtbank concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 februari 2019 terecht op 15-25% was vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2021, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.