ECLI:NL:RBZWB:2021:3598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 september 2019, waarin haar WAO-uitkering werd herzien. Eiseres ontving sinds 9 maart 2003 een WAO-uitkering, aanvankelijk met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar deze werd in 2019 vastgesteld op 15-25%. De rechtbank heeft op 1 oktober 2020 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV was vertegenwoordigd door een medewerker. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor een deskundigenonderzoek, dat op 17 december 2020 werd afgerond. De deskundige concludeerde dat eiseres op 1 februari 2019 in staat was om veertig uur per week te werken, wat door de rechtbank werd gevolgd.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. Eiseres stelde dat haar klachten ernstiger waren dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de deskundige zorgvuldig had onderzocht en dat de beperkingen van eiseres in de FML voldoende waren onderkend. De rechtbank concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 februari 2019 terecht op 15-25% was vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2021, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5399 WAO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. K. ten Broek,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 september 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de herziening van haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om een onderzoek te laten instellen door een deskundige.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft onderzoek verricht en heeft daarvan op 17 december 2020 schriftelijk verslag uitgebracht. Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te reageren op dit deskundigenrapport. Eiseres heeft op 25 februari 2021 van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
Geen van de partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 28 mei 2021 gesloten. De uitspraaktermijn is met één week verlengd.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres ontvangt sinds 9 maart 2003 een WAO-uitkering, aanvankelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Vanaf 2004 ontvangt zij een WAO-uitkering naar een mate van 65-80% en vanaf september 2005 naar een mate van 15-25%.
Op 8 december 2016 is eiseres wegens moeheids- en psychische klachten uitgevallen voor de functie van postbezorger voor 12 uur per week. Bij besluit van 15 december 2016 heeft het UWV haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Bij brief van 4 december 2018 heeft het UWV aangegeven dat op 5 december 2018 de maximumtermijn voor de ZW wordt bereikt en dat wordt beoordeeld of eiseres in aanmerking komt voor een herziening van haar WAO-uitkering. Zij ontving daarom met ingang van 6 december 2018 een voorschot op haar WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Bij besluit van 23 januari 2019 (het primaire besluit) heeft het UWV aangegeven dat de beoordeling van de herziening van de WAO-uitkering te lang heeft geduurd. Dit heeft tot gevolg dat eiseres per 6 december 2018 voor 80-100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Per 1 februari 2019 zal herziening van de uitkering plaatsvinden en wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 15-25%. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2019 heeft vastgesteld op 15-25%.

Wettelijk kader

3. Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen soortgelijke gezonde personen met arbeid gewoonlijk verdienen (artikel 18 van de WAO).
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.

Medische beoordeling

4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres belastbaar is conform de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 december 2018.
Eiseres geeft aan soms twee tot drie migraineaanvallen per week te hebben, maar de neuroloog geeft in zijn brief van 3 juli 2018 aan dat zij elke dag wat hoofdpijn heeft maar in zeer lichte mate en ongeveer drie keer per maand migraine. De hoofdpijnverpleegkundige geeft op 29 augustus 2019 aan dat zij bij een aanval niet kan functioneren, maar dit blijkt niet uit het hoofdpijndagboek dat eiseres in augustus 2019 zelf heeft bijgehouden. De zware hoofpijnklachten die zij stelt te hebben, zijn niet de herleiden tot een objectiveerbare medische stoornis in de zin van ziekte of gebrek.
In tegenstelling tot wat eiseres stelt is er geen sprake van zeer ernstige hypoglykemie. Uit de brief van de internist van 14 maart 2019 blijkt dat zij als gevolg van een gastric bypass sinds 2013 last heeft van hypo’s, zij heeft er dus mee gewerkt, waardoor niet aannemelijk is dat zij dit nu niet kan in passende arbeid. Zij kan de hypo’s en dumping voorkomen door frequent kleine maaltijden te eten. De gevolgen daarvan duren geen uren of dagen: bij de verzekeringsarts op 13 december 2018 geeft eiseres aan dat zij de hypo’s voelt aankomen, dan even gaat zitten, wat te eten neemt en dat het dan na enkele minuten weer wel gaat.
Eiseres stelt dat zij een vitamine B12 tekort heeft ondanks de injecties die ze krijgt. Dit heeft zij niet onderbouwd. De internist heeft bloedonderzoek laten doen, maar schrijft in zijn brief van 10 augustus 2018 niets over B12 tekort of bloedarmoede (wat wel te verwachten is bij een vitamine B12 tekort). Er heeft verder nooit neuropsychologisch onderzoek plaatsgevonden om de gestelde cognitieve problemen te objectiveren. Eiseres gaat in de middag twee tot drie uur rusten, maar dit is medisch gezien niet nodig. Er is dan ook geen reden om een urenbeperking aan te nemen.
4.2
Eiseres stelt, samengevat, dat haar klachten op de datum in geding veel ernstiger waren dan de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen en dat zij hierdoor meer beperkt is dan in de FML is vastgelegd. Zij heeft diverse brieven van onder meer haar internist, revalidatiearts, neuroloog, hoofdpijnverpleegkundige en (bariatrisch) chirurg overgelegd om die stelling te onderbouwen. Verder stelt zij dat op 15 november 2019 een minimizer is geplaatst, dus de stelling van de verzekeringsarts dat het dumpingsyndroom zich alleen in 2018 heeft voorgedaan is onjuist. Ook bestonden haar vermoeidheidsklachten al ruim voor 2012. De reden voor de gastric bypass is daarin gelegen. De hypo’s, dumpingen en het B12 tekort zijn daar weer het gevolg van. De vermoeidheid kan migraine triggeren, wat weer eerder tot een hypo leidt. Door de migraine moet zij meerdere dagen per maand een hele dag op de bank of in bed liggen en is zij verder nergens toe in staat. Er is dus sprake van een hoog verzuimrisico. Verder is na recent onderzoek de diagnose astma gesteld. Er is sprake van een cumulatie aan klachten. Dit leidt in combinatie met de medicatie die zij gebruikt tot energetische beperkingen, waardoor het niet realistisch is te stellen dat zij veertig uur kan werken.
4.3
In aanvullende rapportages van 23 januari 2020, 2 maart 2020 en 18 maart 2020 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op wat eiseres heeft aangevoerd.
In het hoofdpijndagboek van eiseres, een subjectief gegeven, is vermeld dat tien dagen van de maand sprake is van migraine. Niet duidelijk wordt echter of het gaat om migraineaanvallen, aspecifieke hoofdpijn of hoofdpijn door overgebruik van medicatie. Uit het dagboek blijkt dat zij nog steeds veel pijnmedicatie gebruikt terwijl zij dit minder moet doen omdat de neuroloog de diagnose medicatieovergebruikshoofdpijn heeft gesteld.
Het dumpingsyndroom en de hypo’s waren bekend en zijn meegewogen. Internist [naam internist] stelt weliswaar in de brief van 2 januari 2020 dat de hypo’s niet onder controle zijn en dat dat ook al zo was op 1 februari 2019, maar dit is in tegenspraak met de informatie (journaals) van de behandeld sector van 8 mei 2019 en 3 juli 2019. Zo blijkt uit het jourmaal van 8 mei 2019 dat er FSL-registratie (continue registratie van het glucosegehalte) van 9 tot en met 23 april 2019 heeft plaatsgevonden en dat er nooit hypo’s geregistreerd zijn. Ook is in het journaal van 8 mei 2019 en 3 juli 2019 vermeldt dat er geen hypo’s meer waren door dieetmaatregelen. De internist geeft in de brief van 14 maart 2019 ook aan dat het vaak nog uren kan duren voordat het functioneren van iemand verbetert nadat de glucose genormaliseerd is. De verzekeringsarts b&b kan daar medisch gezien geen verklaring voor geven en stelt dat de internist daarvoor ook geen verklaring geeft. Als de glucose genormaliseerd is, moet het lichaam weer normaal kunnen functioneren.
De diagnose CVS kan alleen gesteld worden als er geen duidelijke afwijkingen worden gevonden, eiseres stelt echter dat sprake is van een vitamine B12 tekort, hypo’s en het dumpingsyndroom. De cumulerende werking daarvan heeft zij niet onderbouwd. Een vitamine B12 tekort blijkt niet uit de brief van de neuroloog van 14 maart 2019: daarin is de waarde van B12 namelijk normaal. Verder is één injectie per maand volgens de verzekeringsarts b&b normaal gesproken ook voldoende om een tekort op te heffen.
De informatie van longarts [naam longarts] is van één jaar na de datum in geding en eiseres wordt al beperkt geacht in rook/stof/gas/damp.
Er is dus geen aanleiding om het standpunt te wijzigen volgens de verzekeringsarts b&b.
4.4
Gelet op de vele stukken die zijn gewisseld en wat ter zitting is besproken, heeft de rechtbank aanleiding gezien om een deskundige te benoemen. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft op 17 december 2020 een deskundigenrapport uitgebracht. De deskundige heeft dossierstudie verricht en hij heeft de beschikbare medische gegevens op 23 november 2020 met eiseres besproken. Er is geen lichamelijk onderzoek verricht, omdat eiseres al uitgebreid is onderzocht door de curatieve sector. De deskundige geeft in antwoord op de vragen van de rechtbank aan in te kunnen stemmen met de door de verzekeringsarts b&b in de hierboven weergegeven rapporten vastgestelde belastbaarheid van eiseres en de FML van 18 december 2018. Ook bevestigt hij dat eiseres op 1 februari 2019 in staat was om veertig uur per week te werken. Tot slot stelt hij dat aanvullend onderzoek geen toegevoegde waarde zal hebben, omdat de problematiek al uitgebreid beschreven is.
4.5
Eiseres heeft in reactie op dit rapport gesteld dat de deskundige uitgaat van onjuiste feiten en aannames in het rapport. Zo miskent hij dat er niet slechts sprake is van hoofdpijn, maar van chronische migraine. Zij moest stoppen met medicatie vanwege de bijwerkingen, waardoor de klachten zijn teruggekomen. Het verzuim is wel aan te geven, namelijk zestien dagen per kalendermaand. Daarmee is sprake van een hoog verzuimrisico. De internist heeft aangegeven dat er na een hypo nog lange tijd sprake is van gevolgen en dat de hypo’s met aanpassing van voeding onvoldoende onder controle te krijgen zijn. Zij heeft hier dagelijks last van. Verder benoemt de deskundige nauwelijks de vroege dumpingen en heeft hij de beperkingen als gevolg daarvan niet beschreven. Nu de hypo’s geen verklaring geven voor de vermoeidheid, stelt de deskundige ten onrechte dat geen sprake is van CVS. De beperkingen in de FML komen niet tegemoet aan haar chronische vermoeidheid. Deze is het gevolg van een cumulatie van diverse aandoeningen. De deskundige is daar niet op ingegaan, terwijl dit grotere gevolgen kan hebben dan de optelsom van de gevolgen per aandoening. Dat dit niet tot een urenbeperking leidt, kan niet worden gevolgd.
4.6
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Met inachtneming van de informatie die zich reeds in het dossier bevindt, doet deze situatie zich, naar het oordeel van de rechtbank hier voor. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Niet is gebleken dat het rapport onjuiste feiten bevat wat betreft de medische situatie van eiseres op de datum in geding, of dat niet alle beschikbare informatie bij de beoordeling is betrokken.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3375) volgt dat een verzuimrisico van niet meer dan 25% nog acceptabel is, maar dat een verzuimrisico van ongeveer 30% excessief wordt beschouwd, zodat van een werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden de betrokkene te werk te stellen. Niet alleen de frequentie, maar met name de ernst van de klachten is relevant voor de vraag naar het verzuimrisico. Eiseres stelt dat haar hoofdpijnklachten zestien dagen per maand zo ernstig zijn dat zij niet kan functioneren. Volgens de informatie van de neuroloog had eiseres in juli 2018 drie maal per maand migraine en was sprake van dagelijks hoofdpijn in zeer lichte mate. In het hoofdpijndagboek van augustus 2019 ging het om tien dagen migraine. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij opgemerkt dat het niet zeker is of het gaat om migraineaanvallen, aspecifieke hoofdpijn of (de door de neuroloog ook gediagnosticeerde) hoofdpijn door overgebruik van medicatie. De ernst van de bijbehorende klachten verschilt namelijk. De deskundige heeft aangegeven dat er bij eiseres verzuim kan optreden vanwege haar hoofdpijn, maar dat de mate niet is aan te geven. Hieruit blijkt niet dat op de datum in geding (1 februari 2019) het te verwachten ziekteverzuim als gevolg van haar migraine gemiddeld meer dan één werkdag per week zal bedragen. Uitval gedurende gemiddeld één dag per week is niet zodanig dat van een werkgever niet verlangd kan worden eiseres in dienst te nemen.
Ten aanzien van de hypo’s en daarmee samenhangende dumpingen geldt dat eiseres bij de verzekeringsarts op 13 december 2018 heeft aangegeven dat zij dit voelt aankomen. Als zij wat eet, dan voelt zij zich daarna snel weer goed. Uit de brief van de internist van 14 maart 2019 blijkt ook dat de hypo’s verminderden na een in november 2018 gestarte behandeling. Uit de overgelegde informatie van haar behandelaars van enige tijd na de datum in geding (journaals van 8 mei en 3 juli 2019) blijkt niet dat toen sprake was van dagelijkse problemen ten gevolge van de hypo’s. In de periode van 9 tot en met 23 april 2019 vonden er metingen van glucosewaarden plaats (FSL) en waren er geen hypo’s. Over de periode daarna heeft eiseres volgens het journaal van 8 mei 2019 verklaard nog ongeveer twee dagen in de week last van hypo’s te ondervinden. Ook was nog sprake van vroege dumpingen (waartoe in november 2019 een minimizer is geplaatst). Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de deskundige van oordeel dat de beperkingen van eiseres op dit vlak (vermijden van zware belasting en stresserende aspecten) voldoende zijn onderkend. De brief van de internist van 2 januari 2020 waarin is gesteld dat op 1 februari 2019 sprake was van dagelijkse hypo’s die onvoldoende onder controle te krijgen zijn, is in tegenspraak met informatie van (rond) die datum en kan daaraan dus niet afdoen.
De deskundige geeft aan dat de chronische vermoeidheidsklachten van eiseres niet te objectiveren zijn: uitgebreide diagnostiek heeft hiervoor geen somatische oorzaak kunnen aantonen, zo bevestigt ook de internist. Ook het gestelde vitamine B12 tekort is niet geobjectiveerd.
Met de (cumulatie van) klachten van eiseres is naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden door in de FML diverse beperkingen op te nemen om lichamelijke en psychische belasting te voorkomen. Eiseres heeft niet aangegeven op welke specifieke items in de FML een verdergaande beperking aangenomen zou moeten worden. De deskundige is bovendien tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding is om een aanvullende urenbeperking aan te nemen, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid. Deze conclusie en de overwegingen die hij daaraan ten grondslag heeft gelegd, worden door de rechtbank gevolgd.
Nu moet worden aangenomen dat de beperkingen van eiseres in de FML van 18 december 2018 niet zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

Arbeidskundig oordeel

5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040), productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en wikkelaar (Sbc-code 267053).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 8 januari 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.6 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.

Mate van arbeidsongeschiktheid

6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 24%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2019 heeft vastgesteld op de arbeidsongeschiktheidsklasse 15 tot 25%.

Conclusie

7. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 16 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.