ECLI:NL:RBZWB:2021:3623

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
AWB 18/5134
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die is opgelegd aan de belanghebbende in verband met navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2008 tot en met 2014. De inspecteur had op 6 november 2017 een informatiebeschikking afgegeven, omdat de belanghebbende niet had voldaan aan zijn informatieverplichting. De belanghebbende had geen informatie verstrekt over een buitenlandse bankrekening, die hij in de betreffende jaren had, en de inspecteur had herhaaldelijk om deze informatie verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur zich op basis van de beschikbare informatie op het standpunt kon stellen dat de gevraagde gegevens van belang konden zijn voor de belastingheffing. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was afgegeven, omdat de belanghebbende niet de gevraagde gegevens had overgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en stelde hem in de gelegenheid om alsnog binnen vier weken aan de informatieverplichting te voldoen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/5134 tot en met 18/5140
uitspraak van 2 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft op 6 november 2017 aan belanghebbende voor de op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2008 tot en met 2014, een informatiebeschikking afgegeven.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 mei 2018 die beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 juni 2018, ontvangen op 2 juli 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2021.
Aldaar is verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigde] , zijn boekhouder, [boekhouder] en zijn broer, [broer] .
Namens de inspecteur zijn [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen.
De zaken van belanghebbende zijn gelijktijdig behandeld met die van zijn broer (BRE 18/5126 tot en met 18/5131 en 18/5133).
Ter zitting heeft belanghebbende een stuk, betreffende de toelichting op de [bank 1] rapporten, aan de voorzitter en de inspecteur overgelegd.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende was in de jaren 2008 tot en met 2014, samen met zijn broer [broer] , vennoot in [V.O.F.] te [plaats 1] ( [V.O.F.] ). De ondernemingsactiviteiten van [V.O.F.] bestonden onder meer uit de verkoop van professionele kweekbenodigdheden en luchtbehandelingsartikelen.
2.2.
Vast staat dat belanghebbende in de onderhavige jaren houder was van een buitenlandse bankrekening. Het betrof een rekening met nummer [nummer] bij de [bank 1] ( [bank 1] ).
2.3.
Belanghebbende heeft over de onderhavige jaren aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ingediend. In de aangiften is het vermogen van de [bank 1] bankrekening niet opgenomen.
2.4.
Bij brief van 10 februari 2016 heeft de inspecteur belanghebbende informatie over de buitenlandse bankrekening gevraagd en verzocht om vóór 9 maart 2016 de bij de brief gevoegde ‘Verklaring vermogen in het buitenland’ (de verklaring) in te vullen en te retourneren.
2.5.
De inspecteur heeft, op verzoek van belanghebbende, diverse malen uitstel verleend en herinneringen aan belanghebbende gestuurd.
2.6.
Op 14 maart 2017 is de door belanghebbende ingevulde verklaring door de inspecteur ontvangen.
2.7.
Bij de verklaring is een kopie van een leenovereenkomst met de heer [persoon 1] van 12 januari 2005 ten bedrage van € 500.000 gevoegd. In deze leenovereenkomst is opgenomen dat [persoon 2] als gemachtigde van [persoon 1] kan optreden.
2.8.
Bij de verklaring is een ongedateerd verzoek van [persoon 2] tot betaling van een bedrag van € 481.750,02 ter aflossing van een lening van 12 januari 2005 gevoegd, waarin staat dat de betaling dient te geschieden op ‘ [bank 3] , [plaats 2] IBAN [IBAN nummer] .
2.9.
Ten slotte zijn bij de verklaring vermogensoverzichten van de buitenlandse bankrekening over de onderhavige jaren overlegd.
2.10.
De inspecteur heeft nadere vragen gesteld, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een brief van 31 juli 2017. In deze brief verklaart belanghebbende dat de rekening bij [bank 1] op 28 januari 2008 werd geopend, dat het bedrag van de lening ook op die datum door [persoon 1] beschikbaar is gesteld, dat de rekening op 3 september 2014 is opgeheven en dat het geleende geld was bestemd voor het starten van een onderneming in [land] , maar dat daar geen bewijs (meer) van is.
2.11.
Met dagtekening 15 augustus 2017 heeft de inspecteur de volgende vragenbrief aan
belanghebbende gestuurd:
1. Ik verzoek u nogmaals de zogenaamde "Kontoauszug" van de gehele periode dat de rekening actief was over te leggen. Dit zijn overzichten van alle mutaties (aan- en verkoop aandelen, contante stortingen en/of opnamen) die op het betreffende rekeningnummer hebben plaatsgevonden.
Opmerking:
Uw reactie dat [bank 1] de Kontoauszug niet meer verstrekt is op basis van de kennis en ervaring totaal niet aannemelijk.
2. Een overzicht van de contante stortingen en/of opnamen ontbreekt. Een dergelijk overzicht is noodzakelijk!
3. Ik verzoek u nogmaals alle bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat u voornemens was een onderneming in [land] te starten (business plan, overzicht van gemaakte afspraken, etc.).
4. Ik verzoek u nogmaals alle bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat u € 481.750 heeft betaald aan [persoon 2] via een storting of bankoverschrijving op [IBAN nummer] .
2.12.
Bij brief van 27 september 2017 heeft de inspecteur een herinnering gestuurd.
2.13.
Op 17 oktober 2017 heeft de inspecteur een aantal, niet toegelichte, computeruitdraaien van belanghebbende ontvangen.
2.14.
Op 24 oktober 2017 en op 26 oktober 2017 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen de inspecteur en de gemachtigde. Belanghebbende heeft daarin aangegeven dat hij niet bereid is om de gevraagde ‘Kontoauszug’ (overzicht verloop van de bankrekening) te overleggen en dat van het voornemen om een onderneming te starten in [land] geen bescheiden voorhanden zijn en deze om die reden niet overgelegd kunnen worden.
2.15.
De inspecteur heeft daarop aangekondigd dat de gevraagde informatie van belang is voor de belastingheffing en dat een informatiebeschikking zal worden gegeven. Daarop is de onderhavige informatiebeschikking verstuurd. In de informatiebeschikking staat:
‘Het gaat om de volgende vragen en informatieverzoeken:
- Kontoauszug
Ik verzoek u alsnog de zogenaamde "Kontoauszug" van de gehele periode dat de rekening actief was over te leggen. Dit zijn overzichten van alle mutaties (aan- en verkoop aandelen, contante stortingen en/of opnamen, etc.) die op het betreffende rekeningnummer hebben plaatsgevonden;
- Ik verzoek u alsnog een overzicht van de contante stortingen en/of opnamen over te leggen;
- Ik verzoek u alsnog alle bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat u voornemens was een onderneming in [land] te starten (business plan, overzicht van gemaakte afspraken, etc.). Daarnaast alsnog overzichten en bescheiden van de betaalde rente op basis van het "Contract op loan", welk contract werd gesloten op 12 januari 2005.
U kunt naar aanleiding van deze beschikking er voor kiezen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Ik verzoek u de gevraagde gegevens binnen zes weken na dagtekening van deze brief aan mij te verstrekken.’
2.16.
De inspecteur heeft belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de informatieverplichting, te weten de verlenging van de aanslagtermijn en omkering en verzwaring van de bewijslast.
2.17.
Belanghebbende heeft de gevraagde informatie niet overgelegd.

3.Geschil

In geschil is of de informatiebeschikking terecht is gegeven.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking opgelegd, omdat belanghebbende volgens hem niet aan de informatieverplichting op grond van artikel 47 en artikel 49 van de AWR heeft voldaan. Voor het bestaan van de ingevolge artikel 47 van de AWR op iemand rustende verplichting is voldoende dat de inspecteur zich op basis van de hem ter beschikking staande informatie op het standpunt kan stellen dat de gevraagde gegevens en bescheiden van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing. [1]
Ingevolge artikel 49 van de AWR dienen de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.
4.2.
De inspecteur heeft gesteld dat de gevraagde informatie van belang zou kunnen zijn voor de (juiste) belastingheffing. De gevraagde informatie is van belang om de beweringen ten aanzien van de herkomst en de besteding van de saldi op de bankrekening te kunnen beoordelen en om de geldstromen te kunnen volgen. De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschillende vragen in de informatiebeschikking als volgt.
Kontoauszug (overzichten mutaties bankrekening)
4.3.
Belanghebbende heeft geen overzichten overgelegd, waaruit de mutaties van de bankrekening blijken. De door belanghebbende overgelegde rapportage en jaaroverzichten geven niet de door de inspecteur gevraagde informatie; voor zover daaruit al mutaties blijken, is de herkomst van de bedragen daaruit niet af te leiden. Omdat belanghebbende de gevraagde stukken niet heeft verstrekt, terwijl die wel van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van hem, heeft de inspecteur deze overzichten terecht in de informatiebeschikking opgenomen.
Overzicht contante stortingen en/of opnamen
4.4.
Belanghebbende heeft geen overzicht van de contante stortingen en opnamen overgelegd, maar heeft volstaan met de blote stelling dat hij nooit contant geld heeft opgenomen. De informatiebeschikking is in zoverre ook terecht gegeven, omdat de inspecteur in redelijkheid om een overzicht als hier bedoeld kan vragen en met de bedoelde blote stelling in de onderhavige situatie geen genoegen hoeft te nemen.
Stukken oprichting [land] onderneming
4.5.
Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij het voornemen had een onderneming in [land] te starten. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat er wel stukken over de oprichting van de onderneming zijn, maar dat deze inmiddels niet (meer) voorhanden zijn. Het al dan niet (meer) voorhanden zijn van dergelijke stukken komt voor rekening van belanghebbende (zie ook hierna). De inspecteur heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze stukken van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van belanghebbende, zodat de informatiebeschikking ook in zoverre terecht is gegeven.
Rente op lening
4.6.
Belanghebbende heeft geen overzichten en bescheiden overgelegd van de betaalde rente op de lening aangegaan op 12 januari 2005. De inspecteur kan hier, bijvoorbeeld ter verificatie van de realiteit van die lening, in redelijkheid om vragen, zodat de informatiebeschikking ook in zoverre terecht is gegeven.
4.7.
Gelet op het voorgaande, moet de informatiebeschikking in stand blijven.
4.8.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij niet alle gevraagde gegevens die aanleiding zijn geweest voor het afgeven van de informatiebeschikking (tijdig) heeft kunnen overleggen vanwege onder andere de volgende redenen: (1) door tijdsverloop zijn niet alle stukken meer beschikbaar, (2) bepaalde stukken zijn slechts met veel moeite verkrijgbaar, (3) het is duur om bepaalde stukken te verkrijgen en (4) belanghebbende wil de stukken pas verstrekken als het nadeel voor hem anders te groot wordt. Overigens heeft belanghebbende gesteld dat (een deel) van de door de inspecteur gevraagde informatie uit de overgelegde rapportage van [bank 1] en de jaaroverzichten valt te halen.
4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. De inspecteur heeft vanaf het jaar 2016 getracht gegevens van belanghebbende te verkrijgen; het lag op de weg van belanghebbende om deze gegevens aan de inspecteur te verstrekken toen ze (nog) voorhanden waren en belanghebbende ze gemakkelijk(er) kon verkrijgen. Dat belanghebbende nu slechts nog met veel kosten en moeite de stukken boven water kan krijgen, komt voor zijn risico.
4.10.
Hetgeen belanghebbende overigens heeft gesteld doet er niet aan af dat niet alle gevraagde gegevens beschikbaar zijn gesteld en dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven.
Conclusie en gevolg
4.11.
Gelet op het voorgaande dient het beroep betreffende het afgeven van de informatiebeschikking, ongegrond te worden verklaard.
4.12.
De rechtbank stelt op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR bij een ongegrondverklaring van het beroep in beginsel een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen in situaties waarin daar nog gevolg aan kan worden gegeven. Niet betwist is dat belanghebbende alsnog kan voldoen aan het in de informatiebeschikking opgenomen informatieverzoek. De rechtbank acht een termijn van vier weken passend en acht het redelijk deze termijn te doen aanvangen vanaf de dag na die van verzending van deze uitspraak.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt belanghebbende in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak aan het informatieverzoek te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. P.C. van der Vegt, voorzitter, mr. J.M. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in aanwezigheid van mr. K.M.J. van der Vorst, griffier, op 2 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Bij verhindering van de voorzitter is deze uitspraak enkel ondertekend door de griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. De rechters die deze uitspraak hebben gedaan, zijn normaal gesproken als raadsheer (plaatsvervanger) werkzaam bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Zij zijn in 2021 als rechter-plaatsvervanger gedetacheerd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een eventueel hoger beroep moet worden ingediend bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, maar zal worden behandeld door raadsheren van het gerechtshof Den Haag, dat als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is aangewezen.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vgl. HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3603.