Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die is opgelegd aan de belanghebbende in verband met navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2008 tot en met 2014. De inspecteur had op 6 november 2017 een informatiebeschikking afgegeven, omdat de belanghebbende niet had voldaan aan zijn informatieverplichting. De belanghebbende had geen informatie verstrekt over een buitenlandse bankrekening, die hij in de betreffende jaren had, en de inspecteur had herhaaldelijk om deze informatie verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur zich op basis van de beschikbare informatie op het standpunt kon stellen dat de gevraagde gegevens van belang konden zijn voor de belastingheffing. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was afgegeven, omdat de belanghebbende niet de gevraagde gegevens had overgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en stelde hem in de gelegenheid om alsnog binnen vier weken aan de informatieverplichting te voldoen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.