ECLI:NL:RBZWB:2021:3731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3156 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening horecabedrijf sluiting door burgemeester

Op 23 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een horecabedrijf en de burgemeester van de gemeente Veere. Het horecabedrijf, vertegenwoordigd door mr. N.M. Buddingh - Ubink, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester, dat op 15 juli 2021 was genomen. In dit besluit werd bepaald dat het horecabedrijf op 16, 17 en 18 juli 2021, alsook op 23, 24 en 25 juli 2021, om 20:00 uur moest sluiten. De burgemeester had aan dit besluit een last onder bestuursdwang verbonden. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in het weekend van 23, 24 en 25 juli 2021 tot middernacht geopend wilde zijn.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed vereist is. De verzoekster onderbouwde haar verzoek met de stelling dat zij omzet zou verliezen door de sluiting. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Het financieel belang op zich was geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er een financiële noodsituatie dreigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet onevenredig financieel nadeel zou ondervinden, aangezien zij tot 20:00 uur geopend kon zijn en daarmee inkomsten kon genereren.

Daarnaast werd overwogen dat er geen evident onrechtmatig besluit was van de burgemeester, wat ook een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Gezien deze overwegingen wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3156 WET VV

uitspraak van 23 juli 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam v.o.f] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. N.M. Buddingh - Ubink,
en

De burgemeester van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 juli 2021 van de burgemeester (bestreden besluit). In dat besluit heeft de burgemeester op grond van artikel 2.30, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Veere 2021 besloten dat verzoekster het horecabedrijf “ [naam horecabedrijf] ” aan [adres] op 16, 17 en 18 juli 2021 en op 23, 24 en 25 juli 2021 om 20:00 uur moet sluiten en gesloten moet houden. Aan dat besluit heeft de burgemeester ook een last onder bestuursdwang verbonden. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekster heeft de spoedeisendheid van haar verzoek onderbouwd met de stelling dat zij in het weekend van 23, 24, en 25 juli 2021 tot 00:00 uur geopend wil zijn.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster met die onderbouwing niet aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Uit de onderbouwing van het spoedeisend belang leidt de voorzieningenrechter af dat zij omzet zal verliezen doordat zij op die dagen niet geopend mag zijn van 20:00 uur tot 00:00 uur. Volgens vaste rechtspraak [1] is een financieel belang op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit ligt anders wanneer aannemelijk is gemaakt dat een financiële noodsituatie dreigt. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat verzoekster onevenredig financieel nadeel zal ondervinden indien zij het horecabedrijf in het weekend van 23, 24 en 25 juli 2021 slechts kan exploiteren tot uiterlijk 20:00 uur. Verzoekster is daarmee verzekerd van inkomsten. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat het voortbestaan van het bedrijf van verzoekster in gevaar komt indien zij de beslissing op haar bezwaarschrift moet afwachten. Indien in bezwaar of (hoger) beroep zal blijken dat de burgemeester ten onrechte beperkingen heeft aangebracht in de exploitatie van het horecabedrijf staat het verzoekster vrij om vergoeding van eventueel gederfde inkomsten te vragen.
4. Bij het ontbreken van voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals hier het geval is, bestaat slechts aanleiding voor het niettemin treffen van een voorlopige voorziening indien – ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht – zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en het bestreden besluit in de hoofdzaak in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd geen grond voor dat oordeel.
5. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster tot het treffen van een voorlopige voorziening zal afwijzen. Gegeven dit oordeel is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 23 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder andere ABRvS 21 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:91, r.o. 4.