ECLI:NL:RBZWB:2021:3938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8422
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

Op 3 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 juli 2020, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 4 maart 2020. Eiseres was sinds 29 januari 2019 arbeidsongeschikt door een ingreep in verband met baarmoederhalskanker en psychische problemen. Het UWV had na een eerstejaarsbeoordeling besloten de uitkering te beëindigen, wat eiseres betwistte. Tijdens de zitting op 2 juli 2021 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en het UWV werd vertegenwoordigd door een verzekeringsarts.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts b&b had de medische informatie van eiseres bestudeerd en concludeerde dat er geen volledige arbeidsongeschiktheid was. Eiseres had weliswaar klachten, maar deze waren niet objectief te onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres in hun beoordeling hadden meegenomen en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) correct was opgesteld. Eiseres had aangevoerd dat zij niet in staat was om de geduide functies te vervullen, maar de rechtbank oordeelde dat de functies passend waren op basis van de vastgestelde beperkingen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter G.M.J. Kok en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8422 ZW

uitspraak van 3 augustus 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. T. van Riel,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 juli 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A. van den Kieboom. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door M.S. van Zaane.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als crewtrainer bij een fastfoodrestaurant voor gemiddeld 12 uur per week in ploegendienst. Voor dat werk is zij op 29 januari 2019 uitgevallen vanwege een ingreep in verband met baarmoederhalskanker en psychische problemen.
Op 14 mei 2019 is eiseres ziek uit dienst gegaan.
Het UWV heeft met ingang van 15 mei 2019 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
In juli 2019 heeft eiseres een aanrijding gehad met de fiets, met als gevolg lichamelijke klachten.
Bij besluit van 3 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 4 maart 2020.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 4 maart 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de door eiseres in bezwaar ingediende medische informatie bestudeerd, en eiseres (wegens coronamaatregelen) telefonisch gehoord. De verzekeringsarts b&b onderschrijft het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt dat een zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden. Door de primaire verzekeringsarts zijn beperkingen aangenomen van het persoonlijk en sociaal functioneren, van de lichamelijke belastbaarheid en voor werktijden.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid om medische redenen. Eiseres heeft medische informatie ingebracht van haar behandelend orthopeed, psycholoog, huisarts en fysio- en manueeltherapeuten. De verzekeringsarts b&b onderkent de aanwezige problematiek van eiseres, het feit dat zij moeilijke tijden heeft doorgemaakt en dat zij zich in een moeilijke positie bevindt. Bij de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres mag echter niet uitgegaan worden van de door eiseres ervaren pijnklachten en belemmeringen, maar slechts van de medisch te objectiveren beperkingen. Ook de zorgtaken in het gezin moeten volledig buiten beschouwing worden gelaten. Uit de ingebrachte informatie zijn volgens de verzekeringsarts b&b geen nieuwe gezichtspunten betreffende de belastbaarheid van eiseres naar voren gekomen. Wel vindt de verzekeringsarts b&b eiseres (aanvullend) beperkt in werken met verhoogd persoonlijk risico (niet onbeschermd op hoogte, tussen of met gevaarlijke machines, bij open water, geen gladde/glibberige vloeren).
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 juli 2020.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte de stelling dat geen sprake is van nieuwe gezichtspunten niet gemotiveerd heeft onderbouwd. Zij is van mening dat haar belastbaarheid onjuist is vastgesteld. Begin 2020 kreeg zij problemen aan de baarmoederhals, waaraan zij is geopereerd en waarvoor zij nog steeds onder behandeling is bij een gynaecoloog. Vanwege haar heup- en onderrugklachten kan zij tijdens een werkdag niet vier uur lopen, staan of zitten. Daarnaast zijn de verzekeringsartsen volledig voorbijgegaan aan haar psychische gebreken (paniekaanvallen, hartkloppingen en hyperventilatie), waarvoor zij aantoonbaar in behandeling is bij de psycholoog. Door de aard en ernst van deze klachten beschikt eiseres niet over adequate benutbare mogelijkheden om gedurende een hele werkdag te kunnen functioneren en acht zij zich ongeschikt tot het verrichten van enige arbeid dan wel tot het verrichten van werkzaamheden uit hoofde van de geduide functies. Tot slot wil eiseres benadrukken dat zij zeer gemotiveerd is en bereid is tot het verrichten van werkzaamheden. Daartoe zijn eerst nog wel behandelingen noodzakelijk. Helaas zijn die behandelingen begin 2020 vanwege Covid-19 stil komen te liggen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar de in bezwaar overgelegde medische informatie en de in beroep overgelegde informatie van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] en fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] .
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder pijnklachten in heup en onderrug, gynaecologische en psychische klachten. De verzekeringsarts b&b heeft de in bezwaar overgelegde medische stukken betrokken bij zijn beoordeling van de belastbaarheid van eiseres. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
In artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn criteria opgenomen met betrekking tot ‘geen benutbare mogelijkheden’. Dit is het geval als sprake is van opname in een ziekenhuis of (verzorgings)instelling, bedlegerigheid, afhankelijkheid in het dagelijks leven (ADL) of als gevolg van een ernstige psychische stoornis niet psychisch zelfredzaam zijn. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft, omdat zij vanwege een opstapeling van herstel van een operatie, complicaties en het fietsongeval volledig bedlegerig was en nu nog altijd vanwege pijn regelmatig bedlegerig is.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar bedlegerigheid niet eerder dan ter zitting heeft aangevoerd en ook niet heeft onderbouwd. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt niet dat er een objectiveerbare medische oorzaak of noodzaak is voor bedlegerigheid. In de brief van 19 december 2019 adviseerde de behandelend orthopeed nog om mobiel te blijven. Met het oog daarop is eiseres ook verwezen naar een fysiotherapeut. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet eiseres niet aan de criteria in het Schattingsbesluit en is dus geen sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’.
Eiseres heeft in beroep nieuwe medische informatie ingebracht. Uit de brief van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] blijkt dat bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden en dat sprake is van asymptomatische pijnklachten in het bekkengebied met pijn tot aan het bovenbeen. Uit de MRI is gebleken van discopathie, echter zonder uitstraling naar been en voet. Er is sprake van een lichte HNP (hernia) en een lichte foramenstenose op niveau L5/S1.Eiseres krijgt facetinfiltraties L5/S1 beiderzijds en kreeg het advies de rugtraining niet te forceren. Ondanks dat deze informatie van december 2020 is en dus ruim na de datum in geding, volgt uit deze stukken geen objectieve medische oorzaak die de (ernst van de) door eiseres ervaren klachten verklaart.
Uit het dossier van fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] volgt dat eiseres aangeeft klachten te hebben, die zien op lang achtereen zitten, staan en sporten. Dat is echter een weergave van de (subjectieve) beleving van haar klachten en geen diagnose. Dat eiseres niet tijdens een werkdag gedurende vier uur kan zitten, staan of lopen volgt niet uit de medische informatie. Daarbij verdient opmerking dat de in de FML genoemde vier uur per werkdag niet betekent dat deze uren aaneengesloten in dezelfde houding moeten worden doorgebracht.
De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak is echter de subjectieve beleving en ervaring van haar klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij haar zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn van belang bij het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de Ziektewet. Uit de door eiseres ingebrachte medische informatie blijkt geen beeld dat de door haar gestelde klachten objectiveert op de wijze zoals zij die ervaart. Aan deze informatie kan dan ook niet die waarde worden toegekend, die eiseres eraan toegekend wenst te zien. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsartsen in hun rapportages waarin zij hun bevindingen inzichtelijk en overtuigend hebben beargumenteerd.
Niet gebleken is dat in de FML van 3 juli 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medewerker backoffice (Sbc-code 532040), bell-sell medewerker bakkerij (Sbc-code 315174) en medewerker post (Sbc-code 315133).
6.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de arbeidsdeskundige b&b ten onrechte uitgaat van de beoordeling van de verzekeringsartsen. Omdat zij de inhoud van de FML betwist, is de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden en de verdiencapaciteit op onjuiste gronden vastgesteld. Subsidiair betwist eiseres dat zij geschikt is voor de geduide functies vanwege haar beperkte belastbaarheid. Inherent aan die functies is een dagelijkse confrontatie met productiepieken en/of deadlines waardoor eiseres onder een (sterke) tijdsdruk en een dwingend hoge tempobelasting haar werkzaamheden zal moeten verrichten. Daarnaast wordt ze in deze functies blootgesteld aan conflicterende functie-eisen, waarbij op een strak en adequaat tempo tevens de nodige zorgvuldigheid en nauwkeurigheid vereist is. De mogelijke directe confrontaties met klanten kunnen leiden tot conflicten, die juist vermeden moeten worden.
6.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Vooropgesteld wordt dat de arbeidsdeskundige b&b uit dient te gaan van de door de verzekeringsartsen vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de FML. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 23 januari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 29 juli 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Daarnaast wijst de rechtbank op vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 13 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2742, waaruit volgt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens uit het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) mag worden uitgegaan, tenzij de juistheid van die gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd wordt bestreden. Mede gelet daarop moet er dus van worden uitgegaan dat de belastbaarheid in de geduide functies niet wordt overschreden op de aspecten waarop eiseres niet beperkt is geacht of waarop niet wordt gesignaleerd. Dat dit in het geval van eiseres anders zou zijn, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. De door eiseres genoemde belastingen doen zich volgens de beschrijving van de belasting in deze functies (zie ‘Resultaat functiebeoordeling’) niet voor. Zoals hiervoor al is aangegeven, heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende toegelicht waarom eiseres geschikt wordt geacht voor de geduide functies.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 4 maart 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 3 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.