ECLI:NL:RBZWB:2021:3944

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
02/095510-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag door steekwond

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 te Roosendaal, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van haar vriend door met een mes in zijn rug te steken. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 juli 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar haar raadsman wel. De officier van justitie, mr. S.J. Huizenga, stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging, gebaseerd op verklaringen van de verdachte, getuigen en medische gegevens. De verdediging betwistte echter dat er voldoende bewijs was om opzet aan te nemen, en stelde dat de verwonding per ongeluk was veroorzaakt.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een steekwond in de rug van het slachtoffer was, niet kon worden vastgesteld dat deze bewust was veroorzaakt door de verdachte. De verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer wezen op een ongeluk, en de getuige die had gehoord dat de verdachte had gestoken, had het incident niet zelf waargenomen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte met opzet had gestoken, en dat het scenario van een ongeluk niet technisch onmogelijk was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de noodzaak om opzet en intentie vast te stellen in strafzaken, vooral in situaties waar de verklaringen van betrokkenen tegenstrijdig zijn. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet in zijn bewijsvoering was geslaagd en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/095510-21
vonnis van de meervoudige kamer van 3 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1996 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres] Roosendaal
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juli 2021. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. S.J. Huizenga, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte geprobeerd heeft om haar vriend, [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ), te doden, dan wel zwaar te mishandelen, dan wel te mishandelen, door met een mes in zijn rug te steken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer] te doden door met een mes in zijn rug te steken. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte zelf, op de verklaring van getuige [Getuige] en op de medische gegevens in het dossier. De officier van justitie is van mening dat op zijn minst gesproken kan worden van voorwaardelijk opzet. De verklaring van verdachte en [slachtoffer] dat de verwonding per ongeluk is veroorzaakt, acht zij ongeloofwaardig en technisch onmogelijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde feit in alle varianten. Het dossier bevat te weinig feiten en omstandigheden op grond waarvan aangenomen kan worden dat verdachte bewust en met opzet met een mes gestoken heeft. Verdachte heeft verklaard dat de punt van het mes per ongeluk in de rug van [slachtoffer] is gegaan. [slachtoffer] heeft uiteindelijk ook een verklaring afgelegd die aansluit op de verklaring van verdachte. Van opzet kan niet worden gesproken, ook niet in voorwaardelijke zin. Van belang daarbij is dat op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden met welke kracht in de rug gestoken is en hoe diep de wond is geweest. Gelet op deze omstandigheden dient verdachte integraal vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] een wond in zijn rug had. Deze wond was veroorzaakt door een mes dat verdachte vast heeft gehad. Verdachte zegt echter dat zij de wond niet veroorzaakt heeft door het bewust steken met het mes, maar dat dit per ongeluk in de rug van [slachtoffer] is gekomen. [slachtoffer] zelf zegt dit uiteindelijk ook.
Getuige [Getuige] , de buurman van [slachtoffer] , heeft verklaard dat hij gehoord had van verdachte dat zij [slachtoffer] had gestoken met een mes. Deze getuige heeft het incident niet zelf waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde verklaringen niet vastgesteld kan worden dat de wond in de rug van [slachtoffer] door verdachte is veroorzaakt door bewust met een mes te steken. De verklaring van [Getuige] , dat hij heeft gehoord dat verdachte tegen hem zei dat zij [slachtoffer] gestoken had, maakt dit niet anders. Verdachte spreekt geen Nederlands en het is op basis van de verklaring van [Getuige] , die in het Nederlands aangeeft wat zij gezegd zou hebben, niet duidelijk welke woorden zij precies gebruikt zou hebben en of de vertaling van [Getuige] klopt. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van [Getuige] op zichzelf niet kan leiden tot de conclusie dat verdachte bewust heeft gestoken.
Het dossier bevat naast genoemde verklaringen ook de medische gegevens van [slachtoffer] . Deze medische gegevens maken melding van een steekverwonding in de rug met hematothorax. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de medische gegevens niet vastgesteld kan worden dat de steekwond bewust is veroorzaakt en of er met kracht gestoken is. Ook overigens is er geen informatie in het dossier waaruit afgeleid zou kunnen worden dat er bewust en met kracht gestoken is.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het scenario dat de wond per ongeluk is veroorzaakt technisch onmogelijk zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om de juistheid van dit standpunt te bevestigen.
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig bewijs, dat verdachte het tenlastegelegde feit, in alle varianten, heeft begaan, ontbreekt en zal haar dan ook van dit feit vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hoekstra, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2021.