Op 3 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen het besluit van de burgemeester van Waalwijk om haar woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van drugs in de woning op 25 mei 2021. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. W.N. Ramnun, voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de activiteiten van haar ex-partner, die betrokken was bij de handel in verdovende middelen. De burgemeester had eerder aangekondigd de sluiting van de woning te willen doorvoeren, maar stemde ermee in de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten.
Tijdens de zitting op 28 juli 2021 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukte dat er geen bewijs was dat zij betrokken was bij de drugshandel. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de gevolgen van de sluiting voor verzoekster. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet aannemelijk had gemaakt dat verzoekster op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in haar woning. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de sluiting van de woning een onevenredig nadeel voor verzoekster zou opleveren, vooral gezien de huidige woningmarkt en haar financiële situatie.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, de sluiting van de woning geschorst en de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 3 augustus 2021, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.