ECLI:NL:RBZWB:2021:4063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5980
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen beëindiging Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 11 januari 2020, maar het UWV verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij het primaire besluit pas begin januari 2020 had ontvangen en dat haar post via haar bewindvoerder ging, wat leidde tot vertraging. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende tijd had om bezwaar te maken, aangezien de bezwaartermijn liep tot 21 januari 2020. De rechtbank wees erop dat het handelen van de bewindvoerder voor risico van eiseres komt. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het UWV terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5980 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. J.C. van den Doel,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 december 2019 (het primaire besluit) heeft het UWV bepaald dat eiseres met ingang van 11 januari 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 6 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 juli 2021. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en namens het UWV mr. M.B.A. van Grinsven.

Feiten en omstandigheden

1. Bij besluit van 11 februari 2019 heeft het UWV met ingang van 29 januari 2019 een ZW-uitkering aan eiseres toegekend. In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling is vastgesteld dat eiseres op 10 december 2019 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarom heeft het UWV de ZW-uitkering bij het primaire besluit beëindigd per 11 januari 2020. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij brief van 12 februari 2020 heeft het UWV aangegeven het bezwaar van eiseres op 4 februari 2020 en daarmee buiten de bezwaartermijn te hebben ontvangen. Daarom zal beoordeeld worden of er een geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Eiseres heeft hier bij brief van 26 februari 2020 op gereageerd en heeft daarbij redenen voor de termijnoverschrijding aangevoerd.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het UWV is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar en zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat eiseres niet in de gelegenheid was het bezwaar tijdig in te dienen.

Beroepsgronden

2. Eiseres heeft aangevoerd dat al haar post eerst naar haar bewindvoerder gaat. Hij stuurt eens in de één of twee weken alle post door. Mede in verband met vakantiedrukte (kerst en nieuwjaar) heeft eiseres het primaire besluit pas begin januari 2020 ontvangen, samen met het WW-besluit van 24 december 2019. Eiseres kon de reikwijdte van het primaire besluit onvoldoende doorgronden. Haar bewindvoerder heeft geadviseerd om tegen het WW-besluit op te komen, niet tegen het primaire besluit. Dit bleek achteraf een onjuist advies. Eiseres is van mening dat deze omstandigheden dermate bijzonder zijn, dat het UWV haar bezwaar ontvankelijk had moeten verklaren.

Wettelijk kader

3. In artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Overwegingen

4. Niet in geschil is dat eiseres de bezwaartermijn heeft overschreden. Eiseres geeft aan dat zij het primaire besluit begin januari 2020 heeft ontvangen. De bezwaartermijn liep tot 21 januari 2020. Zij had dus wel de mogelijkheid om tijdig bezwaar te maken. De eerste bespreking met haar gemachtigde heeft pas op 29 januari 2020 plaatsgevonden. Bij die bespreking is het eiseres duidelijk geworden dat zij bezwaar had moeten maken tegen het primaire besluit. Zij stelt hierover verkeerd geïnformeerd te zijn door haar bewindvoerder. Het UWV wijst er terecht op dat volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3577) het handelen of nalaten van een belangenbehartiger in beginsel toegerekend wordt aan degene die zijn zaken door die persoon laat waarnemen. Hieruit blijkt niet dat dit enkel geldt voor WSNP-bewindvoerders en niet voor meerderjarigenbewindvoerders, zoals eiseres ter zitting wel heeft gesteld. Dit betekent dat voor zover eiseres door toedoen van haar bewindvoerder het bezwaar niet tijdig heeft ingediend, dit voor haar risico komt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 6 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.