Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn belanghebbenden in geschil met de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van kosten in verband met borgstellingen die zij hebben afgegeven voor een vennootschap waarin zij een aanmerkelijk belang hebben. De rechtbank heeft op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De belanghebbenden, die via een houdstermaatschappij 50% van de aandelen in de onderneming [X] B.V. bezaten, werden aangesproken als borg voor leningen die aan deze vennootschap waren verstrekt. De inspecteur had de kosten van € 80.000, die verband hielden met de borgstellingen, niet als aftrekbaar erkend, omdat deze borgstellingen als onzakelijk werden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat geen onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest om dezelfde borgstelling aan te gaan onder dezelfde voorwaarden, wat leidde tot de conclusie dat de borgstellingen onzakelijk waren. Hierdoor konden de belanghebbenden de kosten van de borgstellingen niet ten laste van hun resultaat uit overige werkzaamheden brengen. Daarnaast werd het subsidiaire standpunt van de belanghebbenden, dat een deel van de kosten als vrijgestelde kwijtscheldingswinst moest worden aangemerkt, niet behandeld, omdat de onzakelijkheid van de borgstellingen dit uitsloot. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees proceskostenveroordeling af.