ECLI:NL:RBZWB:2021:4140
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding eigen bijdrage op grond van de Wmo
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die om kwijtschelding van zijn eigen bijdrage op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had verzocht, en het Centraal Administratie Kantoor (CAK), dat dit verzoek had afgewezen. Eiser verbleef van 6 maart 2013 tot 25 september 2017 in een zorginstelling en was een eigen bijdrage verschuldigd. Het CAK had in een eerder besluit, gedateerd 10 februari 2020, het verzoek om kwijtschelding afgewezen, en dit besluit werd in een daaropvolgend besluit van 4 juni 2020 bevestigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 juli 2021 heeft eiser zijn gronden uiteengezet, waarbij hij aanvoerde dat de eigen bijdrage over de gehele periode van verblijf in de zorginstelling berekend diende te worden. Hij stelde ook dat hij nooit had ingestemd met de regelgeving en dat hij financiële problemen ondervond door de hoge kosten van levensonderhoud in verhouding tot zijn Wajong-uitkering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het CAK de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding terecht had gehandhaafd. De rechtbank stelde vast dat de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dwingendrechtelijk zijn en geen ruimte bieden voor bijzondere omstandigheden.
De rechtbank concludeerde dat het CAK geen aanleiding had om de lage bijdrage over de gehele periode te berekenen en dat eiser onvoldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie om in aanmerking te komen voor kwijtschelding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.