ECLI:NL:RBZWB:2021:4289
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen invordering van verbeurde dwangsommen wegens permanente bewoning van recreatiewoning
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland over de invordering van € 50.000,- aan verbeurde dwangsommen. De invordering is het gevolg van een last onder dwangsom die aan eiser was opgelegd vanwege het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van zijn recreatiewoning voor permanente bewoning. Eiser heeft betoogd dat hij bijzondere omstandigheden heeft die maken dat het college van invordering had moeten afzien. De rechtbank heeft op 1 september 2021 uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de last onder dwangsom in rechte onaantastbaar is, omdat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de last. Bovendien kon eiser in de procedure tegen de invorderingsbeschikking geen gronden aanvoeren die gericht zijn tegen de last onder dwangsom. De rechtbank concludeerde dat het college terecht heeft vastgesteld dat de recreatiewoning in de periode van 3 juni 2019 tot 2 juli 2019 bewoond werd door een derde, wat leidde tot de verbeurte van de dwangsommen. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college hadden moeten doen afzien van invordering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.