Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, die door de inspecteur op 17 juni 2020 was opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarna de inspecteur de uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Tijdens de zitting op 12 augustus 2021 te Breda, heeft de belanghebbende zijn beroep ingetrokken, omdat de inspecteur volledig tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. De rechtbank heeft vervolgens de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 25, en heeft bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 door de inspecteur moet worden vergoed. De rechtbank heeft in haar uitspraak ook de relevante juridische bepalingen genoemd, waaronder artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de basis vormt voor de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft echter enkele kosten, zoals die voor papier en telefoonkosten, afgewezen, omdat deze niet onder de kosten vallen zoals genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.