Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, die de Belgische nationaliteit heeft en in Nederland woont, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012, die aan de belanghebbende was opgelegd. De inspecteur had de aanslag opgelegd op basis van de premieplicht voor de AOW en Anw, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2012 inwoner van Nederland was en daarmee premieplichtig voor de AOW en Anw. De rechtbank oordeelde dat de SVB de belanghebbende niet had ontheven van de verzekeringsplicht, en dat de beslissing van de SVB onherroepelijk was. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende, die stelde dat hij onbekend was met de Nederlandse wetgeving en nooit AOW-premie had betaald, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de premieheffing in overeenstemming was met de wet en dat er geen onbillijkheden van overwegende aard waren die aanleiding gaven om de aanslag te herzien. Daarnaast werd de beschikking belastingrente bevestigd, omdat deze niet hoger was dan de wettelijke rente. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.