Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De inspecteur had op 28 september 2018 een aanslag opgelegd, waarbij de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 19 augustus 2021 werd een compromis bereikt over de aftrek van dieetkosten, waarbij de rechtbank de aanslag verminderde tot een belastbaar inkomen van € 12.050. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur ook de beschikking belastingrente dienovereenkomstig moest verminderen. Daarnaast werd de inspecteur veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 1.000 en de proceskosten van de belanghebbende, die op € 1.496 werden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende recht had op vergoeding van de kosten van het bezwaar, maar de inspecteur betwistte dit. De rechtbank volgde de inspecteur niet in zijn betoog en concludeerde dat de belanghebbende recht had op de gevraagde kostenvergoeding.