Uitspraak
.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
gevraagdals bedoeld in artikel 10:32 BW.
5.De beslissing
tot 15 februari 2022 pro formain afwachting van bericht van mr. Van Riel;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de erkenning van een buitenlands huwelijk. De vrouw, die op veertienjarige leeftijd was uitgehuwelijkt, verzocht de rechtbank om te verklaren dat haar huwelijk met de man niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De rechtbank oordeelde dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig was en dat er geen expliciet verzoek om erkenning van het huwelijk was gedaan. De vrouw had verklaard dat zij was gevlucht voor haar man en dat zij geen gezinshereniging wenste. De rechtbank concludeerde dat de verklaring onder ede die de vrouw had afgelegd niet kon worden gekwalificeerd als een verzoek om erkenning van het huwelijk. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw toe en verklaarde dat het huwelijk niet voor erkenning in aanmerking komt, omdat dit in strijd is met de openbare orde volgens artikel 10:32 BW. De beslissing over het gezag over de minderjarige werd pro forma aangehouden voor verdere behandeling.