6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 15 en 16 juli 2021 schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn ex-partner. Hij heeft daarbij onder andere de woorden gebruikt “ik schiet jullie allebei kapot” en heeft een afbeelding van kogels naar het slachtoffer gestuurd. Ook is verdachte naar de woning van zijn ex-partner gegaan en heeft daar bedreigingen geuit.
Naar aanleiding van deze bedreigingen is verdachte op 16 juli 2021 aangehouden, waarbij in zijn voertuig een geladen vuurwapen en munitie werd aangetroffen. De rechtbank acht deze bedreiging bijzonder ernstig. Door deze bedreigingen te uiten heeft verdachte een zeer angstige situatie gecreëerd voor het slachtoffer en een ernstige inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid.
Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en kunnen tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid (in de openbare ruimte) met zich mee. Hoe meer wapens er onder de mensen circuleren, hoe groter de kans is dat deze worden gebruikt. Daarnaast worden door feiten als het onderhavige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving vergroot. Tegen het bezit en gebruik van wapens moet dan ook fors worden opgetreden.
In het voertuig van verdachte is op 16 juli 2021 ook harddrugs (GHB) aangetroffen. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, waardoor het aanwezig hebben en de handel daarvan verboden is. Alleen al met het voorhanden hebben van een dergelijke grote hoeveelheid harddrugs heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het drugsmilieu.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf onder meer gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij vaak aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 22 september 2021. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte reeds eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 30 augustus 2021, dat is opgesteld over verdachte. In dat rapport staat, zakelijk weergegeven, dat er aanwijzingen zijn voor problematisch middelengebruik (cocaïne, alcohol) en een psychische stoornis (ADHD en een vermoeden van een persoonlijkheidsstoornis) bij verdachte. Het risico op extreem ernstig, dan wel dodelijk geweld, wordt hoog geacht, gelet op de omstandigheid dat verdachte zijn eigen leven niets meer waard vond en zelfmoord heeft overwogen. Dit, in combinatie met het bezitten van een vuurwapen, vormen extreme risicofactoren voor zowel verdachte als het slachtoffer. Er is sprake van enig probleembesef bij verdachte aangaande de gestoorde emotie- en agressieregulatie. Verdachte heeft tegenover de reclassering en ter terechtzitting verklaard bereid te zijn mee te werken aan een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden.
De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), contactverbod, locatieverbod en het meewerken aan middelencontrole. Tevens adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel benadrukt de ernst van het feit en strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en maakt verplichte begeleiding en behandeling mogelijk. De rechtbank baseert zich bij het bepalen van de bijzondere voorwaarden op het gegeven reclasseringsadvies.
De rechtbank zal tevens bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en uit het voorgaande blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
In afwijking van de eis van de officier van justitie zal de rechtbank aan verdachte geen locatieverbod of contactverbod, zijnde maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr, opleggen. De noodzaak tot het opleggen van dergelijke maatregelen ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de omstandigheid dat in de bijzondere voorwaarden gekoppeld aan het voorwaardelijke strafdeel, reeds een locatieverbod en contactverbod zijn opgenomen en ook een gedeeltelijke tentuitvoerlegging gevorderd kan worden als het van belang is de bijzondere voorwaarden in stand te houden.