In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2021, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van het slachtoffer op 7 oktober 2019 in Tilburg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, het slachtoffer had geschopt en geslagen terwijl deze op de grond lag. De officier van justitie achtte de poging tot doodslag niet bewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van putatief noodweerexces, maar de rechtbank verwierp dit beroep, omdat de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, met aftrek van het voorarrest, en benadrukte dat de verdachte niet het recht had om geweld te gebruiken, ondanks zijn redenen om boos te zijn op het slachtoffer.