ECLI:NL:RBZWB:2021:6141

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
02/234040-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met pleegdochter onder de twaalf jaar

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn pleegdochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 april 2013 tot en met 15 februari 2014 in Breda handelingen heeft verricht die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de pleegdochter. De verdachte heeft zijn vinger(s) in de vagina van het slachtoffer geduwd en heeft haar borsten en vagina gelikt. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 18 november 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een onderdeel dat niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft daarom naast de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een maximale taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en verplichte medewerking aan schadeherstel.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat hij zich vrijwillig heeft laten behandelen door een psycholoog. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de verdachte een ernstig misdrijf heeft gepleegd, het in het belang van het slachtoffer is dat zij weer bij haar pleegvader kan wonen, mits de verdachte zich aan de voorwaarden houdt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 2 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/234040-20
vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met zijn pleegdochter, die de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje, en baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onderdeel dat verdachte zich door [slachtoffer] heeft laten aftrekken, althans hij de handen van haar naar zijn penis en/of balzak heeft gebracht en/of de in haar handen laten nemen. De verdediging heeft zich voor de overige ten laste gelegde handelingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [naam 1] , werkzaam bij [pleegzorginstelling] , namens [slachtoffer] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 november 2021.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 21 april 2013 tot en met 15 februari 2014 te Breda, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2004), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , immers heeft verdachte:
- zijn vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
- de borsten en vagina en clitoris en schaamlippen van die [slachtoffer] gelikt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij vordert ten slotte de dadelijke uitvoerbaarheid van de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is zeer doordrongen van het feit dat hetgeen heeft plaatsgevonden absoluut niet kan. De verdediging verzoekt er rekening mee te houden dat verdachte zich op vrijwillige basis onder behandeling van een psycholoog heeft laten stellen om inzicht te krijgen in het proces betreffende [slachtoffer] , de impact van hetgeen haar is overkomen en zijn eigen gedrag en handelswijze. Verdachte is first offender. De verdediging bepleit een zodanige straf op te leggen en onder zodanige voorwaarden dat verdachte geen gevangenisstraf behoeft te ondergaan omdat bij een eventuele gevangenisstraf de zorg voor de pleegkinderen – waaronder de halfbroer van [slachtoffer] die gelet op zijn geestelijke beperkingen dagelijks aansturing nodig heeft – in het gedrang komt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn pleegdochter [slachtoffer] die toen nog maar 9 jaar oud was, welke mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Nadat zijn partner, de pleegmoeder van [slachtoffer] , was overleden zocht [slachtoffer] troost bij verdachte. Verdachte liet haar toen enige periode bij hem in bed slapen en heeft meerdere malen aan haar borsten en vagina gelikt en zijn vingers in haar vagina gebracht.
Met zijn handelen heeft verdachte het in hem door zijn pleegdochter gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Hij is met zijn handelen volledig voorbijgegaan aan de psychische gevolgen die zijn handelen voor [slachtoffer] heeft. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Verdachte heeft zijn eigen behoeften vooropgesteld.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Gezien verdachtes proceshouding waarin hij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven, ook binnen zijn familiesfeer, heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprechte berouw. Hij lijkt inmiddels de ernst van zijn problemen in te zien en heeft dan ook vrijwillig hulp gezocht.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 1 november 2021. De rechtbank leidt hieruit af dat de reclassering het ondanks het lage recidiverisico noodzakelijk vindt om vooral een vinger aan de pols te houden. De rechtbank sluit zich bij dit standpunt aan. De reclassering wil de meldplichtgesprekken in kunnen zetten als controlemiddel op de ontwikkeling van de dynamiek tussen verdachte en zijn kwetsbare pleegdochter die recent weer bij hem is gaan wonen, temeer nu zij de achttienjarige leeftijd bereikt waardoor de jeugdbeschermingsmaatregel stopt en er onvoldoende zicht op haar is. Er is dan namelijk enkel sprake van een vrijwillig kader, maar er kan niet worden ingegrepen mocht dat nodig zijn. De reclassering bemerkt dat de scheefgroei in het contact als zijnde pleegvader en dochter thans nog aan de orde zijn. Nog steeds is de onevenwichtigheid merkbaar in hun contact daar verdachte als enige hechtingsfiguur dient voor het slachtoffer en er sprake is van een enorme loyaliteit. Om die reden delen de betrokken instanties hun zorgen voor de toekomst. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, verplichte medewerking aan schadeherstel, begeleiding, verschaffen toestemming referenteninformatie en aanmelding zedenconvenant, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Straf
Gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten doorgaans worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats is. Nu echter alle betrokken partijen en instanties adviseren om de pleegdochter weer bij haar vader te laten wonen, acht de rechtbank het niet in belang van het slachtoffer om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf (een slechts voorwaardelijke straf) onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank is daarom van oordeel dat naast de voorwaardelijke gevangenisstraf de oplegging van de maximale taakstraf passend en geboden is.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 240 uren opleggen alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet aanleiding om aan het voorwaardelijk deel een proeftijd van 3 jaren te verbinden.
De rechtbank zal tevens bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 244 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Breda (Langendijk 34 te Breda) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zal meewerken aan herstel van de door het strafbare feit bij het slachtoffer veroorzaakte schade, door gezamenlijke gesprekken met haar onder begeleiding van [naam 2] , eerstelijnspsycholoog, dan wel een soortgelijke behandelaar/psycholoog;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, inhoudende:
- dat verdachte zal meewerken aan de begeleiding/behandelingsgesprekken met de eerstelijnspsycholoog [naam 2] of soortgelijke instanties nader te bepalen door de reclassering, hij inzicht geeft in de contacten;
- dat verdachte de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling/begeleiding zal verschaffen en de reclassering toestemming zal verlenen om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk. Hij zal daarnaast openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties geven en toestemming verlenen tot contactopname met een eventuele nieuwe relatie of huisgenoot;
- dat verdachte wordt aangemeld bij het zedenconvenant en mee zal werken aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden in zijn huis of omgeving;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. A. Hello, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.J.H. van den Hurk-Van der Zanden, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 december 2021.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 21 april 2013 tot en met 15 februari 2014 te Breda, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2004), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , immers heeft verdachte (telkens):
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- de borsten en/of vagina en/of clitoris en/of schaamlippen van die [slachtoffer] gelikt en/of
- zich door voornoemde [slachtoffer] af laten trekken, althans hij heeft de hand(en) van voor noemde [naam 3] zijn penis en/of balzak gebracht en/of deze in haar hand(en) laten nemen;
(art 244 Wetboek van Strafrecht)