In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015. De belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], had bezwaar aangetekend tegen de aanslag die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De zitting vond plaats op 19 november 2021, waar de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs van de Belastingdienst aanwezig waren. Tijdens de zitting bereikten partijen overeenstemming over de aftrek van een verlies wegens afwaardering van een schuldvordering van € 350.000 bij het bepalen van de winst voor het jaar 2015.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar. De aanslag werd verminderd tot nihil en het verlies voor het jaar 2015 werd vastgesteld op € 305.127. Tevens werd de inspecteur gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De uitspraak is gedaan door een enkelvoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. drs. P.C. van der Vegt, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.