ECLI:NL:RBZWB:2021:6219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
20/64 t/m 20/66 en 20/982 t/m 20/984
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen vennootschapsbelasting en verzuimboetes opgelegd aan belanghebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over belastingaanslagen vennootschapsbelasting (VPB) voor de jaren 2014, 2015 en 2016. De inspecteur had aan belanghebbende belastingaanslagen opgelegd, verzuimboetes opgelegd en belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en beschikkingen, maar de inspecteur heeft deze handhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende feitelijk in Nederland is gevestigd, ondanks dat zij in de VS is opgericht. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende binnenlands belastingplichtig is en dat de belastingaanslagen niet te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank heeft ook de verzuimboetes beoordeeld en deze ambtshalve verminderd, omdat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en de boetes verminderd tot € 2.111,20.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de verklaringen van belanghebbende en de inspecteur geloofwaardig geacht en heeft geconcludeerd dat de belastingaanslagen en de verzuimboetes terecht zijn opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/64 t/m 20/66 en 20/982 t/m 20/984
uitspraak van 19 november 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende 3], domicilie kiezende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2014, 2015 en 2016 belastingaanslagen vennootschapsbelasting (VPB) opgelegd. Tegelijkertijd heeft hij bij beschikkingen verzuimboetes opgelegd en belastingrente in rekening gebracht. Het gaat om de volgende belastingaanslagen en beschikkingen:
Aanslag-
Nummer
[aanslagnummer] .
Belasting-
aanslag
Dagtekening
Belastbaar
Bedrag
Belasting-rente
Verzuim-boete
2014
V.47
Navorderings-
aanslag
08-12-2018
184.08
10.395
-
2015
V.56
Aanslag
15-12-2018
135.86
5.593
-
2016
V.66
Aanslag
22-12-2018
15.242
387
2.639
2014
V.48
Navorderings-
aanslag
23-02-2019
769.375
43.516
-
2015
V.57
Navorderings-
Aanslag
09-03-2019
580.277
23.961
-
2016
V.67
Navorderings-
aanslag
30-03-2019
76.211
1.788
2.639
De belastingaanslagen met dagtekening in 2018 worden hierna ook aangeduid als: de eerste reeks aanslagen en de navorderingsaanslagen met dagtekening in 2019 worden hierna ook aangeduid als: de tweede reeks aanslagen.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 5 december 2019 de belastingaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de tweede reeks aanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen bij brief van 6 januari 2020, ontvangen bij de rechtbank op 7 januari 2020, beroep ingesteld.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de eerste reeks aanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen bij brief van 6 februari 2020, ontvangen bij de rechtbank op 7 februari 2020, beroep ingesteld.
1.5.
Belanghebbende heeft op verzoek van de rechtbank in haar brief met dagtekening 19 februari 2020 laten weten waarom zij haar beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. De inspecteur heeft hierop met zijn brief van 17 maart 2020 gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft de late indiening van het beroepschrift en de daartoe opgegeven redenen onderworpen aan een voorlopige beoordeling en is op grond daarvan tot de conclusie gekomen dat het beroepschrift niet kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft partijen hiervan bij brief van 26 maart 2020 op de hoogte gesteld. De rechtbank heeft meegedeeld dat de zaken verder in behandeling worden genomen en dat de definitieve beoordeling omtrent de ontvankelijkheid van het beroep tegen de eerste reeks aanslagen onderdeel blijft uitmaken van de procedure en op zitting aan de orde kan komen.
1.7.
Belanghebbende heeft op 8 april 2020 een stuk ingediend met betrekking tot de ontvankelijkheid van de beroepen tegen de eerste reeks aanslagen.
1.8.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, mr. M.C.J. Schoenmakers , als gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur, [verweerder 1] Msc, drs. [verweerder 2] , mr. [verweerder 3] en mr. [verweerder 4] .
1.10.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
[belanghebbende 1] (hierna: [belanghebbende 1] ) is gehuwd met [belanghebbende 2] (hierna: echtgenote). [belanghebbende 1] en zijn echtgenote wonen in [woonplaats] .
2.2.
[belanghebbende 1] heeft in 2012 [bedrijf 1] B.V. (hierna: de B.V.) opgericht. De B.V. heeft als activiteit de advisering op het gebied van informatietechnologie. [belanghebbende 1] is bestuurder van en houder van alle aandelen in de B.V.
2.3.
Op 13 augustus 2012 is in [State] (VS) de vennootschap [belanghebbende 3] (hierna: de LLC) opgericht. In de oprichtingsakte is het volgende bepaald:

First: The name of the limited liability company is [belanghebbende 3] .
Second: The address of the registered office is in the [address 1] . The name of the Registered Agent is Company [company] .
Third: The purpose of the limited liability company shall be to engage in any lawfull act or activity for which a limited liability company may be formed under the Limited Liability law of the State of [State] .
Fourth: The limited liability company shall have perpetual existence.
Fifth: Management of the limited liability company is vested in the member(s) in accordance with their ownership interests, unless this is varied by the operating agreement. A limited liability company member may not assign, either wholly of partially, the right to participate in management without the written consent of all limited liability company member(s) or as permitted by the operating agreement. From this day hence, the undersigned has fulfilled the duties of Organizer and relinquishes all further duties to the initial Member(s) of Inspiring Network LLC. The initial member(s) of the limited liability company shall be:
[debtor]
Sixth: The name and mailing address of the person forming this limited liability company at the instruction of this member(s) is as follows:
[adviseur 2]
In Witness whereof, the undersigned has executed this Certificate of Formation of [belanghebbende 3] on August 13,2012.”.
De LLC genereert omzet met het verrichten van ICT-diensten waaronder de (wereldwijde) handel in IP-adressen.
Fiscaal onderzoek
2.4.
In 2016 is door de inspecteur een onderzoek gestart bij [belanghebbende 1] , zijn echtgenote en gelieerde vennootschappen, niet zijnde belanghebbende.
2.5.
Begin 2017, tijdens de voorbereidingen van dit onderzoek, is de inspecteur op de hoogte geraakt van een bij de FIOD lopend strafrechtelijk onderzoek, onder de naam [naam] , gericht op de verdenking van witwassen door [belanghebbende 1] . De inspecteur heeft de Officier van Justitie op 9 februari 2017 verzocht om inzage te krijgen in de schriftelijke bescheiden behorend bij het onderzoek van [belanghebbende 1] . De Officier van Justitie heeft toestemming verleend.
2.6.
De inspecteur heeft het op 23 juni 2017 opgestelde “Eind Proces-Verbaal” met daarin de bevindingen ten aanzien van het door de FIOD ingestelde strafrechtelijke onderzoek ter beschikking gekregen. Onderdeel van het Eind Proces-Verbaal zijn de processen-verbaal van verhoor van [belanghebbende 1] en zijn echtgenote. In deze processen-verbaal heeft [belanghebbende 1] geantwoord (hierna aangeduid als: A) op vragen (hierna aangeduid als: V) of opmerkingen (hierna aangeduid als: O) van de verbalisanten:
“V: Wat kunt u vertellen over uw inkomsten vanaf 2013?
A: “(…) ik krijg zelf mijn salaris van [bedrijf 2] Dit is een bedrag van ongeveer € 3800,- netto per maand. Verder heb ik nog inkomsten uit de Amerikaanse markt. Het is namelijk zo dat ik ook IP-adressen verhuur in Amerika. Om dit te kunnen doen moet ik ook gevestigd zijn in Amerika, daarom heb ik ook een Amerikaans bedrijf. Ik heb hiervan de aandelen in mijn bezit. Dit bedrijf heet ook [bedrijf 2] , deze rechtspersoon is een Limited. Dit bedrijf is gevestigd in [State] . Dit bedrijf is nodig om bij het bedrijf Arin Ip-adressen te verkrijgen, welke ik vervolgens verhuur aan klanten. De klant kan kiezen waar zijn Ip-adres wordt gehost, in Nederland of in Amerika, al naar gelang wat de klant kiest vloeit de omzet naar het Nederlandse of het Amerikaanse bedrijf. Zoals ik al zei krijg ik een salaris van mijn Nederlandse bedrijf [bedrijf 2] . Van mijn Amerikaanse bedrijf [bedrijf 2] krijg ik geen salaris. Ik krijg van dat bedrijf wel geld, maar het is zo dat ik gewoon dat geld van de rekening van de Ltd haal wat ik nodig heb. De Ltd heeft één bankrekening en wel bij de bank: Wells Fargo. Ik heb van die rekening een pasje en neem van die rekening dan contant geld op als ik het nodig heb.
Ik ben de enige die een pasje heeft van deze rekening (…).
Ik haalde geld van deze rekening van de Ltd voor diverse doeleinden, om boodschappen te doen of om een server te betalen of als er iets onder rembours werd afgeleverd. Het varieerde wel, soms haalde ik een keer per maand geld van de rekening en soms ook wel twee keer per week. (…)”.”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [nummer 1] , pag. 2-3.
“V: Hoe wordt deze bankrekening gevoed, welke bijschrijvingen vinden plaats op deze rekening?
A: “Deze rekening wordt gevoed door bijschrijvingen van klanten die facturen betalen. Dit zijn de facturen die ikzelf maak vanuit Nederland.”
V: Hoe kunt u zien welke klanten welke rekeningen hebben betaald?
A: “Dit kan ik zien aan de afschriften hiermee bedoel ik digitaal, maar ik heb al eerder gezegd dat dit niet goed werkte, dus ik belde vaker naar de bank en die konden me dan vertellen welke bedragen van welke klanten op de rekening waren bijgeschreven.
Vaak kon ik het zelf ook afleiden uit het saldo, want zoveel facturen verstuurde ik nu ook weer niet. Verder kreeg ik ook vaker een bevestiging van de klant een zogenaamde wireconfirmation, dit is een bevestiging van de bank van de klant dat het bedrag was overgeschreven.”
V: Neemt u alleen maar contant geld op van deze bankrekening of doet u ook betalingen/overschrijvingen vanaf deze rekening?
A: “Ja ik betaal ook middels overschrijvingen van deze bankrekening aan Amerikaanse leveranciers. Dit moet allemaal blijken uit de afschriften. De overschrijvingen die ik deed van deze rekening deed ik telefonisch. Ik belde dan het telefoonnummer dat achter op het pasje staat en dan gaf ik telefonisch opdracht om geld over te boeken.”
V: De contante opnames die u van deze bankrekening bij Wells Fargo doet, worden deze door u bijgehouden cq geadministreerd?
A: “Ik hou die zelf niet bij. De opnames die ik doe die zullen op de bankafschriften vermeld staan.'
O: U heeft in een eerdere verklaring gezegd dat u de contante opnames gebruikte voor allerlei doeleinden, zoals boodschappen, om remboursbestellingen te betalen, bijvoorbeeld om een server te betalen.
V: Hoe wordt dan het onderscheid gemaakt tussen zakelijke en privé uitgaven en hoe worden deze dan verwerkt in de administratie van [bedrijf 2] ?
A: “Dat weet ik niet uit mijn hoofd.”
V: Door wie wordt de administratie cq boekhouding bijgehouden van [bedrijf 2] ?
A: “Er is niet echt iemand die de administratie van [bedrijf 2] voor mij bij doet houden. Alles blijkt uit de bankafschriften en de facturen.”
V: Waar wordt deze administratie cq boekhouding bewaard?
A: “Alles staat op mijn tablet, op de Microsoft Surface. Alles is digitaal ik heb geen fysieke facturen of dagafschriften.
V: Welke belastingen worden in Amerika betaald door [bedrijf 2] ?
A: “Ik weet niet precies welke belastingen ik in Amerika betaal.”
V: Heeft u wel belasting betaald in Amerika met [bedrijf 2] ?
A: “Ja want anders blijfje niet geregistreerd met het bedrijf.”
Proces-verbaal van verhoor verdachte [nummer 2] , pag. 2-3.
“V: Kunt u ons nog eens uitleggen welke werkzaamheden worden verricht door het Amerikaanse bedrijf [bedrijf 2] ?
A: “Ik heb al eerder gezegd dat ik met Het Amerikaanse bedrijf IP-adressen betrek van onder andere [bedrijf 3] en ook nog van andere bedrijven. Die Ip-adressen verhuur ik dan aan klanten in [bedrijf 2] . De opbrengst van het verhuren van IP-adressen varieert, dit kan gaan van 50 dollarcent tot 3 dollar per IP-adres, maar het kan ook meer of minder zijn en ook de periode waarop het betrekking heeft varieert dat kan een periode van een maand zijn maar ook langer of korter zijn.
Als u de bankafschriften ziet van het Amerikaanse bedrijf dan kunt u zien aan de bedragen dat het om best veel IP-adressen gaat. Ik heb zelfgeen idee om hoeveel IP-adressen het gaat die ik verhuur.
Personeel heb ik niet in dienst bij [bedrijf 2] , ik doe alle werkzaamheden zelf. Ik doe deze werkzaamheden voor [bedrijf 2] , allemaal van thuis uit in [woonplaats] achter de computer. Het verhuur van deze IP-adressen is eigenlijk de hoofdtaak van [bedrijf 2] . Ik regel dus van hieruit, vanuit Nederland, de IP adressen (afhankelijk waar gehost) naar de plek waar de klant het IP-adres wil hebben, ik noem dat dan dat het Ip-adres daar naartoe wordt ‘getunneld’. Hiermee bedoel ik dat ik om dit te regelen niet naar de klant zelf toe hoef te gaan. Ik betrek IP-adressen uit verschillende landen, uit Amerika, Afrika, noem maar op. Deze verhuur ik dan aan mijn klanten, ik heb hoofdzakelijk Amerikaanse klanten, ook Amerikaanse klanten kan ik IP-adressen verhuren van buiten Amerika.” (…)”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [nummer 3], pag. 2.
2.7.
Bij brief van 11 juli 2017 aan de B.V. heeft de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd. Op 12 juli 2017 heeft er in dat kader een inleidend gesprek tussen de inspecteur en [belanghebbende 1] plaatsgehad.
2.8.
Bij brief van 17 juli 2017 aan belanghebbende heeft de inspecteur het vermoeden geuit dat de plaats van feitelijke leiding van belanghebbende in Nederland is gelegen dan wel dat belanghebbende beschikt over een vaste inrichting in Nederland. Tevens heeft de inspecteur een informatieverzoek gedaan en gevraagd naar de administratie van belanghebbende vanaf 2012.
2.9.
Per e-mail van 6 oktober 2017 heeft belanghebbende bericht dat hij in afwachting is van het standpunt van het Openbaar Ministerie betreffende het FIOD-onderzoek en bij gebrek aan wetenschap niet kan ingaan op het verzoek van de inspecteur en zich op zijn zwijgrecht beroept.
2.10.
Op 25 oktober 2017 heeft er een gesprek tussen de inspecteur en twee gemachtigden van belanghebbende plaatsgehad.
2.11.
Bij brief van 25 januari 2018 heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat hij het informatieverzoek als bedoeld in 2.8 handhaaft, dat hij belanghebbende binnenlands belastingplichtig acht voor de VPB en dat belanghebbende binnenkort uitnodigingen tot het doen van aangiften VPB 2015, 2016 en 2017 ontvangt.
2.12.
Op 20 februari 2018 hebben de bevoegde autoriteiten van Nederland aan de Internal Revenue Service (hierna: IRS) in de VS een informatieverzoek gedaan.
2.13.
Bij brieven van 1 april 2018 heeft de inspecteur belanghebbende uitgenodigd voor het doen van aangiften VPB 2015 en 2016. Bij brief van 25 mei 2018 heeft de inspecteur belanghebbende herinnerd aan het doen van aangifte VPB 2015. Bij brief van 30 mei 2018 heeft de inspecteur belanghebbende herinnerd aan het doen van aangifte VPB 2016. Bij brieven van 29 juni 2018 heeft de inspecteur belanghebbende aangemaand tot het doen van aangiften VPB 2015 en 2016.
2.14.
De IRS heeft bij brief van 17 juni 2018 aan de autoriteiten van Nederland antwoord gegeven op een deel van het informatieverzoek. In de brief is onder meer het volgende vermeld:

3. Did [belanghebbende 3] (…) file tax returns and did they pay profit tax in the past? Please provide copies of the filed tax returns and imposed assessments.
Response:
[belanghebbende 3] is known to the Internal Revenue Service (IRS);
however, the company has no history of filing tax returns with the IRS.”.
2.15.
De IRS heeft bij brief van 10 oktober 2018 aan de autoriteiten van Nederland antwoord gegeven op het resterende deel van het informatieverzoek. Tot de stukken die IRS heeft doen toekomen behoren onder meer bankstukken van [bank] in de VS. Uit de “Business Account Application” (hierna: de Application) blijkt dat op 19 november 2013 bij [bank] in de VS een bankrekening is geopend, met nummer [rekeningnummer] . Uit de Application blijkt verder dat belanghebbende enig houder (
Sole Owner) van deze bankrekening is en dat [belanghebbende 1] de gemachtigde (
Signer) is. [belanghebbende 1] heeft de Application getekend. Verder heeft de inspecteur de beschikking gekregen over de bijbehorende bankafschriften over de periode 2014 tot en met 2016.
Aanslagregeling
2.16.
Op 12 november 2018 heeft de inspecteur belanghebbende aangekondigd dat hij de eerste reeks aanslagen gaat opleggen.
2.17.
In december 2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende de eerste reeks aanslagen opgelegd. Gelijktijdig heeft de inspecteur bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht. Ook heeft hij bij beschikking een verzuimboete opgelegd. Het betreft de volgende belastingaanslagen en beschikkingen:
Aanslag-
Nummer
[aanslagnummer] .
Belasting-
aanslag
Dagtekening
Belastbaar
bedrag
Belasting-rente
Verzuim-boete
2014
V.47
Navorderings-
aanslag
08-12-2018
184.08
10.395
-
2015
V.56
Aanslag
15-12-2018
135.86
5.593
-
2016
V.66
Aanslag
22-12-2018
15.242
387
2.639
Belanghebbende is tegen deze belastingaanslagen en beschikkingen in bezwaar gekomen.
2.18.
Bij brief van 22 januari 2019 heeft de inspecteur belanghebbende bericht dat de eerste reeks aanslagen door een fout bij de administratieve verwerking tot een te laag bedrag zijn vastgesteld en dat (nadere) navorderingsaanslagen zullen worden opgelegd.
2.19.
In februari en maart 2019 heeft de inspecteur aan belanghebbende de tweede reeks aanslagen opgelegd. Gelijktijdig heeft de inspecteur bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht. Ook heeft hij bij beschikking een verzuimboete opgelegd. Het betreft de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen:
Aanslag-
Nummer
[aanslagnummer] .
Belasting-
aanslag
Dagtekening
Belastbaar
bedrag
Belasting-rente
Verzuim-boete
2014
V.48
Navorderings-
aanslag
23-02-2019
769.375
43.516
-
2015
V.57
Navorderings-
Aanslag
09-03-2019
580.277
23.961
-
2016
V.67
Navorderings-
aanslag
30-03-2019
76.211
1.788
2.639
Belanghebbende is tegen deze belastingaanslagen en beschikkingen in bezwaar gekomen.
2.20.
Op 29 maart 2019 heeft de gemachtigde van belanghebbende inzage gehad in het dossier. Tijdens de inzage heeft de inspecteur de gemachtigde van belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek.
2.21.
Per e-mail van 11 april 2019 heeft de gemachtigde van belanghebbende de inspecteur een brief van een Amerikaanse adviseur, M. [adviseur 2] van [bedrijf 4] (hierna: [adviseur 2] ), aan de gemachtigde doen toekomen. In de brief heeft [adviseur 2] het volgende vermeld:
“It is of course possible to backfile all Tax declarations missing for the years starting 2012 to 2018.
According to the US codes we need to file:
For the corporation: Form [number 1] for all relevant years
For the LLC Member/s : [number 2]
It might be required to apply for a ITIN Number for Mr [belanghebbende 1] as well to satisfy tax reductions or refunds.
Due to the recent Government Shutdown the IRS faces a backlog of approx. 3 months.
The timeframe to receive any reliable numbers will be in the range of 4-6 months.
After reviewing the presented document we are sure to reduce the taxable amount to the LLC member/s significantly.”.
2.22.
De gemachtigde van belanghebbende heeft de inspecteur per e-mail van 10 oktober 2019 een brief van [adviseur 2] van 9 oktober 2019 aan de gemachtigde doen toekomen. In de brief heeft [adviseur 2] het volgende vermeld:
“As discussed in our telephone conversations over the past months we would like to certify that all necessary filings for our mutual client has been made with the IRS on time,
As the US IRS is working completely different as European Tax Authorities due to the volume of declarations coming in and the huge adaption due to the Tax Cuts and Jobs Act we will not get something like a confirmation or case number.
Unfortunately it is not possible to get a status of the filings by phone or in writing in the next couple months.”.
2.23.
Per e-mail van 22 november 2019 heeft de inspecteur de gemachtigde van belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek. In reactie op deze e-mail heeft de gemachtigde van belanghebbende bericht dat hij op de genoemde data verhinderd is.
2.24.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 5 december 2019 de belastingaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd. Daarbij zijn de uitspraken betreffende de eerste reeks aanslagen in één geschrift vervat en de uitspraken betreffende de tweede reeks aanslagen in drie separate geschriften. Die vier geschriften zijn in vier separate enveloppen opgenomen en niet aangetekend, maar door reguliere aanbieding aan PostNL verzonden.
2.25
Belanghebbende heeft tegen de tweede reeks aanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen bij brief van 6 januari 2020, ontvangen bij de rechtbank op 7 januari 2020, beroep ingesteld.
2.26.
Belanghebbende heeft tegen de eerste reeks aanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen bij brief van 6 februari 2020, ontvangen bij de rechtbank op 7 februari 2020, beroep ingesteld.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de belastingaanslagen ten onrechte zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
Is belanghebbende in de onderhavige jaren in Nederland belastingplichtig?
Zijn de belastingaanslagen tot een te hoog bedrag vastgesteld?
Belanghebbende beantwoordt de vragen a en b ontkennend en vraag c bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende haar grief dat de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden, ingetrokken.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraken op bezwaar. Verder concludeert zij primair tot vernietiging van de belastingaanslagen, de rentebeschikkingen en boetebeschikkingen en subsidiair tot vermindering van deze besluiten.
3.4.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid van het beroep
4.1.
De in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar tegen de eerste reeks aanslagen hebben de dagtekening 5 december 2019. De beroepstermijn is aangevangen op 6 december 2019 en zes weken nadien, dus op 16 januari 2020, geëindigd. Op 7 februari 2020 heeft de rechtbank een tegen deze uitspraken op bezwaar gericht beroepschrift van belanghebbende in ontvangst genomen. Het beroepschrift is dus ontvangen na afloop van de beroepstermijn. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [1]
4.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij de uitspraken op bezwaar voor het eerst via e-mail op 6 februari 2020 heeft ontvangen en dat hij op dezelfde dag beroep heeft ingesteld.
4.3.
De inspecteur heeft verklaard (i) dat hij niet kan bewijzen dat de uitspraken op bezwaar die via PostNL zijn verzonden bij de gemachtigde van belanghebbende zijn aangekomen omdat hij deze niet aangetekend heeft verzonden, (ii) dat de gemachtigde van belanghebbende hem desgevraagd op 6 februari 2020 telefonisch heeft meegedeeld dat hij de uitspraken op bezwaar tegen de eerste reeks aanslagen niet heeft ontvangen en (iii) dat hij op diezelfde dag de uitspraken op bezwaar per e-mail aan de gemachtigde heeft verzonden. De inspecteur vindt dat belanghebbende het voordeel van de twijfel moet worden gegund en dat het beroep ontvankelijk moet worden verklaard.
4.4.
De rechtbank acht de verklaringen van de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur geloofwaardig. De gemachtigde heeft het beroepschrift zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd, ingediend nadat de uitspraken op bezwaar hem hebben bereikt. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van vraag a. Belastingplicht
4.5.
De inspecteur heeft primair gesteld dat belanghebbende binnenlands belastingplichtig is, omdat zij feitelijk vanuit Nederland wordt geleid en daarom in Nederland is gevestigd en subsidiair dat belanghebbende buitenlands belastingplichtig is, omdat zij in Nederland over een vaste inrichting beschikt.
4.6.
De inspecteur stelt ter onderbouwing van zijn primaire standpunt dat [belanghebbende 1] , als enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer van belanghebbende, alle werkzaamheden voor belanghebbende in zijn woning in Nederland uitoefent en belanghebbende ook niet over een feitelijk adres buiten Nederland beschikt. Daarom komt de inspecteur tot de conclusie dat de feitelijke leiding van belanghebbende in Nederland is gelegen en zij dus in Nederland is gevestigd. De inspecteur heeft daarbij verwezen naar de door [belanghebbende 1] afgelegde verklaringen zoals die zijn vastgelegd in het Eind Proces-Verbaal (zie 2.6).
4.7.
Belanghebbende heeft hier niets wezenlijks tegen ingebracht.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende feitelijk is gevestigd in Nederland. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [belanghebbende 1] zelf heeft verklaard dat belanghebbende geen personeel in dienst heeft, dat hij zelf alle werkzaamheden voor belanghebbende doet vanuit zijn huis achter zijn computer (zie 2.6). Afgezien van het feit dat belanghebbende is opgericht in de VS is het enige aanknopingspunt met de VS dat zij daar over een postbus beschikt. Die enkele omstandigheid is onvoldoende om te concluderen dat belanghebbende niet in Nederland is gevestigd.
4.9
Hieruit volgt dat belanghebbende wordt aangemerkt als binnenlands belastingplichtige en dat zij aan de Nederlandse heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen voor haar wereldwinst.
Ten aanzien van vraag b. De hoogte van de belastingaanslagen
4.10.
De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende, als belastingplichtig lichaam, voor 2015 en 2016 niet de vereiste aangiften VPB heeft gedaan. Belanghebbende heeft namelijk voor 2015 en 2016 geen aangiften VPB ingediend, hoewel zij voor de jaren 2015 en 2016 een uitnodiging, herinnering en aanmaning heeft ontvangen. Belanghebbende heeft dit niet weersproken. Omdat vaststaat dat belanghebbende, na te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand (zie 2.13), geen aangiften VPB 2015 en 2016 heeft ingediend, dient de bewijslast te worden omgekeerd met betrekking tot de belastingaanslagen VPB 2015 en 2016. Belanghebbende is niet uitgenodigd aangifte VPB 2014 te doen. Niet in geschil is dat ter zake van de navorderingsaanslagen VPB 2014 de bewijslast niet kan worden omgekeerd. Maar zoals hierna zal blijken (zie de overwegingen 4.11 tot en met 4.14), is de rechtbank van oordeel dat ook bij toepassing van normale regels van verdeling van de bewijslast de in geschil zijnde belastingaanslagen terecht en niet naar te hoge bedragen zijn vastgesteld.
4.11.
De inspecteur heeft de omzet van belanghebbende berekend aan de hand van de afschriften van de bankrekening bij de [bank] met nummer [rekeningnummer] . Volgens de inspecteur bedraagt de omzet van belanghebbende in de onderhavige jaren $ 1.102.369 (2014), $ 823.157 (2015) respectievelijk $ 332.770 (2016). De inspecteur heeft de zakelijke kosten ook afgeleid uit die afschriften. Verder heeft de inspecteur de omzet verminderd met looncorrecties die op grond van artikel 12a Wet LB 1964 hebben plaatsgevonden bij [belanghebbende 1] . Daarvan uitgaande heeft de inspecteur de belastbare winst van belanghebbende als volgt berekend:
2014
2015
2016
Omzet ($)
1.102.369
823.157
332.77
Af: kosten ($)
50.341
84.485
147.648
Af: gebruikelijk loon ($)
121.01
108.58
105.22
Belastbare winst ($)
931.018
630.092
79.902
Belastbare winst (€)
769.375
580.277
76.211
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur, door aan te sluiten bij de op de bankafschriften zichtbare inkomsten en kosten, aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem bepaalde omzet in de jaren 2014, 2015 en 2016 niet te hoog is. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur niet alle kosten in aanmerking heeft genomen, stelt de rechtbank als niet gemotiveerd terzijde. Verder merkt de rechtbank op dat zij in de beroepen van [belanghebbende 1] met zaaknummers BRE 18/5599 tot en met 18/5601 heden uitspraak heeft gedaan en heeft geoordeeld dat in de jaren 2014, 2015 en 2016 een bedrag van € 100.000 als belastbaar loon in aanmerking dient te worden genomen. De rechtbank is van oordeel dat het vastgestelde belastbaar bedrag in de jaren 2014, 2015 en 2016 niet te hoog is. Wat belanghebbende overigens heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel.
4.13.
Belanghebbende heeft nog gesteld dat zij recht heeft op een tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting. Op degene die aanspraak wil maken op een tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting rust de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting door de inspecteur aannemelijk te maken, die leiden tot vermindering van belasting. Belanghebbende heeft nagelaten te onderbouwen waarom zij recht zou hebben op een tegemoetkoming.
4.14.
Gelet op het vorenstaande zijn de belastingaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen vastgesteld.
Verzuimboeten
4.15.
De inspecteur heeft aan belanghebbende gelijktijdig met de aanslag VPB 2016 en met de navorderingsaanslag VPB 2016 een verzuimboete opgelegd op grond van artikel 67a AWR. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende voor 2016 niet of niet tijdig voldaan aan de aanmaning tot het doen van aangifte VPB 2016. De inspecteur heeft de boete, in overeenstemming met § 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, bepaald op vijftig procent van het wettelijk maximum van artikel 67a AWR, dus op € 2.639. De inspecteur acht deze boeten passend en geboden. Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de boeten gehandhaafd.
4.16.
Belanghebbende heeft geen grieven gericht tegen de boetebeschikkingen.
4.17.
Niet in geschil is dat belanghebbende geen aangifte VPB 2016 heeft ingediend. De rechtbank acht boeten van € 2.639, waarbij de gelijktijdig met de aanslag VPB 2016 opgelegde boete is verrekend met de belastingschuld naar aanleiding van de navorderingsaanslag VPB 2016, passend en geboden.
4.18.
Wel zal de rechtbank de boeten ambtshalve matigen, omdat de redelijke termijn is overschreden. De boete is (voor het eerst) opgelegd gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2016 op 22 december 2018 en is niet van tevoren aangekondigd. Nadien zijn meer dan twee jaren verstreken. De rechtbank zal de boeten verminderen met 20 procent. De rechtbank stelt de boeten vast op € 2.111,20.
Belastingrente
4.19.
Tegen de beschikkingen belastingrente heeft belanghebbende geen afzonderlijke gronden aangevoerd.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt geen aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Evenmin bestaat er aanleiding de inspecteur te gelasten het betaalde griffierecht te vergoeden. De boeten zijn namelijk uitsluitend verminderd op ambtshalve toegepaste gronden.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • vermindert de boete opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2016 tot € 2.111,20;
  • vermindert de boete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 tot € 2.111,20;
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. P.C. van der Vegt, voorzitter, mr. J.M. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in aanwezigheid van mr. drs. M.M. Stassen-Kanters, griffier, op 19 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘ s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’ s-Hertogenbosch . De rechters die deze uitspraak hebben gedaan, zijn normaal gesproken als raadsheer werkzaam bij het gerechtshof ’ s-Hertogenbosch . Zij zijn in 2021 als rechter-plaatsvervanger gedetacheerd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een eventueel hoger beroep moet worden ingediend bij het gerechtshof te ’ s-Hertogenbosch , maar zal worden behandeld door raadsheren van het gerechtshof Den Haag, dat als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te ’ s-Hertogenbosch is aangewezen.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 6:11 Awb.