5.3De uitoefening van de bevoegdheid
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie zoals beschreven in het artikel, maar in de mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt.
Noodzaak
In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de burgemeester niet heeft aangetoond dat er sprake was van overlast voor de omgeving of van een loop naar de woning. De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de wooncorporatie op 1 juni 2021 een melding heeft gekregen over drugsoverlast. Volgens omwonenden wordt er gedeald vanuit de woning, hangt er soms een behoorlijke wietlucht om de woning, en durven de buren ernaast uit angst geen melding te doen. Omwonenden hebben gezien dat verzoeker de drugs zelf gaat halen met zijn auto waarna verschillende mensen langs komen op het op te halen. Via Meld Misdaad Anoniem is twee dagen later, op 3 juni 2021, gemeld dat er 2 volle vuilniszakken met wiet naar de woning zijn gebracht en dat er een enorme wietgeur hangt.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat, voor het herstel van de openbare orde en voor de signaalwerking naar buiten.
Evenredigheid
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn.De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester het besluit ook wat de belangenafweging betreft zorgvuldig heeft voorbereid. Er is een zienswijzeprocedure geweest, waarin verzoeker op zijn verzoek is gehoord en (medische) informatie heeft kunnen inbrengen. Ook heeft de burgemeester de bevindingen en aanbevelingen van [naam begeleidend team] in haar belangenafweging betrokken. Tot slot heeft de burgemeester de begunstigingstermijn ruimer gemaakt om verzoeker meer gelegenheid te geven om vervangende huisvestiging te vinden.
Verzoeker heeft in het kader van de evenredigheidstoets aangevoerd dat de grote hoeveelheid hennep op de zolder niet van hem was, maar toebehoorde aan zijn stiefzoon, aan wie hij de sleutel van de woning had gegeven. De voorzieningenrechter wil dat aannemen, maar is van oordeel dat de burgemeester het onaannemelijk heeft mogen achten dat verzoeker geen weet had van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning. Het kan verzoeker - zowel wat het aantal vuilniszakken betreft, als de geur die hennep verspreidt, hetgeen volgens de meldingen zelfs buiten te ruiken was - niet zijn ontgaan dat er een flink aantal zakken met henneptoppen/hennepgruis/henneppoeder op zijn zolder lagen opgeslagen. Indien hij dit onverhoopt niet zou hebben opgemerkt, komt dit alsnog voor zijn rekening en risico. Van de bewoner van een woning mag verwacht worden dat hij weet wat er zich in zijn woning bevindt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dan ook niet gesteld worden dat de verwijtbaarheid aan de zijde van verzoeker ontbreekt.
Inherent aan de sluiting van een woning is dat een bewoner de woning (tijdelijk) moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Uit de door verzoeker overgelegde stukken, waaronder het rapport van zijn thuisbegeleiders van [naam begeleidend team] van 18 augustus 2021, een tweetal recente ziekenhuisafspraken en een huisartsenjournaal, blijkt weliswaar dat verzoeker erg kwetsbaar is, onder financieel bewind staat en (aanzienlijke) gezondheidsproblemen heeft, maar daaruit blijkt niet dat verzoeker daardoor een bijzondere binding met de woning heeft, waardoor hij niet tijdelijk ergens anders zou kunnen verblijven. De begeleiding van 2 x 30 minuten per week die verzoeker van zijn begeleiders van [naam begeleidend team] ontvangt en die onder andere ziet op het bijhouden van de administratie en op het toezien dat verzoeker zijn (ziekenhuis)afspraken niet vergeet, kan hij ook tijdelijk vanuit een andere verblijfplaats ontvangen. Ter zitting is door gemachtigde van verzoeker erkend dat er niet zozeer sprake is van een specifieke binding met de woning, maar dat het er in feite om gaat dat er geen alternatief voorhanden is.
Duidelijk is dat een sluiting voor verzoeker ingrijpend zal zijn. Hij is echter al vanaf 21 juli 2021 bekend met het voornemen van de burgemeester om het pand te sluiten en kon hier vanaf die datum rekening mee houden door vervangende woonruimte of opvang te regelen. Dat dit op geen enkele wijze mogelijk zou zijn, zoals verzoeker aanvoert, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er twee sociaal pensions zijn in de gemeente waar verzoeker terecht kan en dat er ook een optie is vanuit het Leger des Heils. Dat verzoeker niet van deze opvangmogelijkheden gebruik wil maken, vanwege het ‘publiek’ daar, vanwege angst dat er misbruik van hem zal worden gemaakt en omdat hij daar zijn (klein)kinderen niet kan ontvangen, kan de voorzieningenrechter begrijpen, maar deze argumenten leggen niet een zodanig gewicht in de schaal dat deze opvangvoorzieningen in het geheel niet geschikt zijn als tijdelijke noodoplossing. Bovendien blijkt uit het rapport van [naam begeleidend team] dat verzoeker een eigen netwerk van familie en vrienden heeft. Indien verzoeker niet in de door verweerder geopperde opvang wil verblijven, ligt het voor de hand dat hij beziet wat de mogelijkheden binnen zijn eigen netwerk zijn. Dat dit geen reële opties zijn, bijvoorbeeld bij verzoekers oudste zoon, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
6.
Conclusie
De voorzieningenrechter komt dan ook tot het oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het onevenredig moet worden geacht dat de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maakt.
De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek daartoe daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.