ECLI:NL:RBZWB:2021:6482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
392505 HA RK 21-254
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Peters
  • Hertsig
  • Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een kinderrechter op grond van vermeende onpartijdigheid

Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer te Breda, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoeker heeft op 6 december 2021 per e-mail een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [voorletters] Combee, de behandelend kinderrechter in een lopende zaak. Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de ervaring van verzoeker met de rechter tijdens een eerdere zitting en zijn onvrede over een eerdere beslissing van de rechter.

De rechtbank heeft in haar beoordeling artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in acht genomen, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding is. De enkele onvrede over een eerdere uitspraak is onvoldoende om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
Zaaknummer: 392505 HA RK 21-254
beslissing van 10 december 2021 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verder ook te noemen verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit het wrakingsverzoek van verzoeker, gestuurd per e-mailbericht op 6 december 2021.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Combee als behandelend kinderrechter in de zaak met nummer [zaaknummer]

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelt op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Daarbij moet voorop worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking van de behandelend rechter ingediend vanwege zijn ervaring met haar op een eerdere zitting en omdat hij zich niet kan vinden in een eerder door haar genomen beslissing.
3.4
De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degene die zijn wraking verzoekt het niet eens is, is niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter, of de schijn daarvan, schade zou kunnen lijden (vgl. HR 16 december 2011, nrs. 11/03915 e.v., ECLI:NL:HR:2011:BU8280). Immers moet en mag worden verondersteld dat een rechter in iedere zaak opnieuw de standpunten en argumenten van partijen weegt en zich daarbij niet laat leiden door eerdere beslissingen.
3.5
Nu verzoeker geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde rechter schade zou kunnen lijden, zal het verzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 10 december 2021 door mr. Peters, mr. Hertsig en mr. Tempel, in tegenwoordigheid van mr. Verhulst-Langer, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.