Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
‘UCI – Review of the prize money system in professional cycling’van
Current system is not in line with UCI’s strategy of promoting cycling as a team sport (more like a relic of the past)
Teams unhappy with current system which is creating a lot of confusion and conflicts with their existing employment contracts (…)
Big administrative burden for all involved parties (…)
Large number of intermediaries involved in the process, with a lot of money withheld/deducted from the rider’s net earnings
Long payment delays and lack of monitoring & transparency (…)
Double taxation issues for riders (…)
Riders/team staff subject to latent tax liabilities (mismatch between prize money owed and received) (…)”
‘Central Collection & Distribution System’, waarbij het proces van innen en verdelen van prijzengelden via een door een onafhankelijke partij aangeboden verplicht centraal platform zou verlopen. PWC heeft bij deze optie onder meer als openstaande vraag vermeld:
‘Competition law issues in case someone challenges the regulated monopoly of the system?’.
Where applicable, the organiser shall be responsible for withholding taxes in accordance with the tax laws in the country of the event. Where taxes are withheld, the organiser shall be responsible for providing all relevant tax certificates (via electronic upload on the platform);
The payment made by the organiser onto the centralised bank account shall include the entire prize money due for the event less deduction of any withholding taxes (…)
- 2% bijdrage aan het anti-dopingprogramma van UCI,
- 2% als bijdrage voor CPA,
- 5% bijdrage aan het solidariteitsfonds voor gepensioneerde wielrenners (gezamenlijk “de verplichte bijdragen”),
- 3% voor het (oprichten van) nationale wielerbonden en
- een tijdelijke fee van 1,82% als bijdrage voor de afschrijving van het platform en de managementtaken van CPA (welke bijdrage vanaf 2024 verlaagd zal worden tot 1,54%).
3.Het geschil
4.De beoordeling
Stelplicht en bewijslast
“Competition law issues in case someone challenges the regulated monopoly of the system?”) zou moeten leiden tot een omgekeerde bewijslast althans een ‘minder zware’ stelplicht en bewijslast voor Cycling Service c.s. UCI c.s. verzet zich hiertegen.
ANVR/IATA) volgt dat dit in een zaak als deze, waarin handelen in strijd met het mededingingsrecht centraal staat, betekent dat Cycling Service c.s. voldoende relevante (economische) feiten en omstandigheden moet stellen en onderbouwen om een voldoende adequaat en gefundeerd partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel mogelijk te maken. De omvang van de stelplicht en zo nodig de bewijslast wordt nader bepaald door de concrete omstandigheden van het geval. In hetgeen Cycling Service c.s. naar voren brengt ziet de rechtbank geen aanleiding tot het aannemen van een ‘minder zware’ stelplicht en bewijslast.
(International Skating Union/Europese Commissie)). In deze zaak wordt de specifieke context waarbinnen de besluitvorming moet worden beoordeeld gekenmerkt door het feit dat de regulering plaatsvindt binnen de professionele wielersport.
(Meca-Medina en Majcen/Commissie)). De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van onnodige of te vergaande beperkingen. UCI c.s. heeft de stelling van Cycling Service c.s. dat de rol van paying agent – bestaande uit vervulling van het gehele proces dat bij de organisator is belegd ten aanzien van het prijzengeld, niet enkel de aftrek van belastingen – gemonopoliseerd is door de invoering van het platform gemotiveerd betwist. UCI c.s. heeft in dat kader onderbouwd dat deze rol in de praktijk ook nog door derden – waaronder Cycling Service – wordt vervuld. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Cycling Service c.s. ook aangegeven dat het aan het platform doorbetalen van prijzengeld na aftrek van belastingen en het uit handen nemen van de daarbij behorende administratie nog steeds kan worden vervuld (en ook nog door Cycling Service c.s. wordt vervuld). Niet in geschil is dat de taak van collecting agent nog kan worden uitbesteed aan derden zoals Cycling Service. Sinds de invoering van het platform kunnen de kosten voor de dienstverlening van een derde zoals Cycling Service niet langer ingehouden worden op het verplicht aan CPA te betalen prijzengeld en moet verplicht gebruik worden gemaakt van het platform. Dit zijn beperkingen die inherent en evenredig zijn aan de geformuleerde doelstellingen. De stelling van Cycling Service c.s. dat de dienstverlening die resteert niet rendabel gemaakt kan worden, is gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan onvoldoende onderbouwd. Dat het nieuwe systeem inschakeling van derden zoals Cycling Service minder aantrekkelijk zou maken, vormt onvoldoende reden om aan te nemen dat de mededinging in zodanige mate wordt beïnvloed dat gesproken moet worden van een mededingingsbeperkende strekking van het besluit.
Budapest Bank)). Dit vergt een feitelijk onderzoek — in de vorm van een marktanalyse — waaraan hoge eisen worden gesteld (HR 3 december 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AR0285 (
Spaanse Anjers)).
2.252,00(4,0 punt × tarief € 563,00)