ECLI:NL:RBZWB:2021:6626

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor kosten van een arbeidsmedisch expertiserapport in bezwaarprocedure tegen UWV

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. F. Sarrari, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Het college had op 27 mei 2020 een verzoek om bijzondere bijstand van eisers afgewezen, en dit besluit werd op 2 juli 2020 in het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eisers vroegen bijzondere bijstand voor de kosten van een arbeidsmedisch expertiserapport in een bezwaarprocedure tegen een beslissing van het UWV inzake een WIA-uitkering. De kosten van het rapport bedroegen € 1.905,75. De rechtbank heeft op 2 december 2021 de zaak behandeld, waarbij de eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Aarts.

De rechtbank overwoog dat de kosten zich voordoen, maar dat eisers niet hebben aangetoond dat deze kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35 van de Participatiewet. De rechtbank volgde de vaste rechtspraak dat kosten voor een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn, omdat het aan de rechter is om de bewijspositie van de betrokkene te beoordelen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheid dat andere gemeenten wel bijzondere bijstand verlenen voor dergelijke kosten niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de Participatiewet gedecentraliseerde uitvoering mogelijk maakt. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7380 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser) en [naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] , eisers

gemachtigde: mr. F. Sarrari,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 27 mei 2020 (primaire besluit) heeft het college het verzoek om bijzondere bijstand van eisers afgewezen.
In het besluit van 2 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 2 december 2021. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens verweerder is mr. S.H.J. Aarts verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eisers hebben een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten van een arbeidsmedisch expertiserapport in een bezwaarprocedure tegen een beslissing van het UWV inzake een weigering van een WIA-uitkering. Deze kosten bedragen € 1.905,75.
Bij het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen.
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Voordat de voorzieningenrechter uitspraak had gedaan, heeft het college het bestreden besluit genomen.
Bij uitspraak van 14 juli 2020 (ECLI:NL:RBZWB:2020:3528) heeft de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel over het bestreden besluit gegeven en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
2.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat niet in geschil is dat de gevraagde kosten zich (zullen) voordoen, maar dat eisers er niet in zijn geslaagd om de noodzaak van de gevraagde kosten van een contra-expertise aannemelijk te maken.
3.
Beroepsgronden
Eisers menen aannemelijk gemaakt te hebben dat de kosten noodzakelijk zijn voor de bezwaarprocedure tegen het UWV. De medische gegevens uit de behandelend sector zijn door het UWV al meegenomen en het zonder medische onderbouwing herhalen van eisers standpunt in de bezwaarprocedure tegen het UWV heeft weinig zin. Artikel 35 van de Participatiewet kent geen discretionaire bevoegdheid om hieraan een eigen wetsuitleg te geven.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
5.
Beoordeling
Op grond van vaste rechtspraak dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
Dat de kosten zich voordoen, is niet in geschil. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de kosten van een medische contra-expertise noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
Zoals de voorzieningenrechter in voornoemde uitspraak heeft overwogen, is het vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1450) dat de kosten van het verrichten van een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn, onder meer omdat het aan de rechter in de desbetreffende procedure over de mate van arbeidsongeschiktheid is om eventuele onevenwichtigheid in de bewijspositie van de betrokkene weg te nemen. Het laten verrichten van een medische contra-expertise betreft dan een eigen afweging, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verleend. In wat eisers in hun beroepschrift hebben aangevoerd en de aanvulling ter zitting door hun gemachtigde, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de vaste lijn van de CRvB. Het rapport van Jim Faas noch het Korošec-arrest leidt de rechtbank tot een ander oordeel.
Net als de voorzieningenrechter ziet de rechtbank in de omstandigheid dat met een succesvol bezwaar of beroep in de WIA-zaak wordt voorkomen dat eisers een beroep moeten doen op het college voor een bijstandsuitkering geen aanleiding om de gevraagde kosten alsnog noodzakelijk in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet te achten.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat andere gemeenten wel bijzondere bijstand verlenen voor een medische contra-expertise niet betekent dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De Participatiewet voorziet immers in gedecentraliseerde uitvoering. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 17 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2238) is daarmee de mogelijkheid van verschillende uitvoering per gemeente gegeven. Ook hiervoor geldt dat de rechtbank in wat eisers hebben gesteld geen aanleiding ziet om andersluidend te oordelen.
6.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, wordt het beroep ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.