ECLI:NL:RBZWB:2021:666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5563
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake WIA-aanvraag

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H. Steenbergen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres had op 31 oktober 2019 beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 4 oktober 2019, waarin haar bezwaar tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar WIA-aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, die lijdt aan de ziekte MS, niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 1 november 2017, omdat de bezwaartermijn op 2 november 2017 begon en op 13 december 2017 eindigde. De rechtbank oordeelde dat de redenen die eiseres aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar waren. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Pasmans, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5563 WIA

uitspraak van 18 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van eiseres heeft op 31 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 4 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de beslissing van 1 november 2017 waarbij de aanvraag voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet in behandeling is genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 februari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en mevrouw [naam begeleidster] , begeleidster van eiseres. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 1 november 2017 (primair besluit) heeft het UWV de WIA-aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.
Op 9 september 2019 heeft eiseres digitaal een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit.
Bij bestreden besluit van 4 oktober 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2. In beroep voert eiseres aan dat zij onder meer aan de ziekte MS lijdt. Eiseres heeft contact gezocht bij diverse juridische experts, maar de antwoorden lieten vaak geruime tijd op zich wachten. Eiseres is eind november 2017 tot en met 8 januari 2018 op vakantie gegaan. Haar behandelend neuroloog en de MS-verpleegkundige hebben eiseres op 21 november 2017 geadviseerd om vóór de reis rust te nemen. Na terugkeer is eiseres weer snel in het ziekenhuis beland en volgde een opeenvolging van ziekenhuisbezoeken en opnames. Vanwege de vermoeidheid en psychische klachten die samenhangen met de ziekte MS kon eiseres niet tijdig bezwaar maken. Verder wijst eiseres op een uitspraak van 16 april 2014 van de CRVB (ECLI:NL:CRVB:2014:1278).
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. Ter beoordeling ligt de vraag voor of het UWV het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Niet in geschil is dat het primaire besluit is gedagtekend 1 november 2017. Eiseres heeft niet betwist dit besluit te hebben ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 2 november 2017. Het bepaalde in de artikelen 6:8 en 6:9 van de Awb brengt dan mee dat 13 december 2017 geldt als de laatste dag van de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kon worden ingediend. Tevens is tussen partijen niet in geschil dat het op 9 september 2019 door het UWV ontvangen bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Dat betekent dat de rechtbank dient te beoordelen of het UWV de termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar heeft geacht.
Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
De rechtbank ziet in de door eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het feit dat eiseres MS heeft zal zeker belastend zijn voor eiseres, maar maakt op zichzelf nog niet dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarvan is pas sprake indien er zich tijdens de bezwaartermijn omstandigheden hebben voorgedaan welke - al dan niet in combinatie met haar ziekte – hebben verhinderd om tijdig bezwaar te maken. Daarvan is niet gebleken.
In de door de gemachtigde van eiseres aangehaalde uitspraak van de CRvB (ECLI:CRVB:2014:1278) ging het om een belanghebbende bij wie aan het einde van de bezwaartermijn plotseling oogproblemen optraden waarna het vermoeden van MS werd geuit. Een toename van klachten aan het einde van de bezwaartermijn was in die zaak reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In dit geval is er geen sprake van een onvoorziene omstandigheid in de laatste dagen van de bezwaartermijn en ook niet tijdens de bezwaartermijn. Gesteld noch gebleken is dat plotse problemen met haar ziekte eiseres in deze periode hebben verhinderd om bezwaar te maken. Verder betrof de vakantie van eiseres van 27 november 2017 tot en met 8 januari 2018 een geplande vakantie. De beslissing op bezwaar heeft eiseres ruim voor deze vakantie bereikt. Het had dan ook op de weg van eiseres gelegen om met het oog op haar vakantie tijdig (een eventueel voorlopig) bezwaarschrift in te dienen dan wel een derde in te schakelen om dit namens haar te doen. De eigen verantwoordelijkheid staat daarbij voorop. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres gedurende de gehele bezwaartermijn hiertoe niet in staat is geweest. Integendeel, uit het dossier blijkt dat eiseres in de periode voor haar vakantie zelf diverse juridische experts heeft benaderd voor hulp. Dat de antwoorden langer op zich lieten wachten, maakt dit niet anders. Ook de stelling dat de behandelend neuroloog en de MS-verpleegkundige eiseres hebben geadviseerd om vóór de reis rust te nemen, betekent niet dat eiseres haar eigen verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van een bezwaarschrift kon laten varen of dat zij niet in staat was een (voorlopig) bezwaar in te (laten) dienen. Nu geen andere redenen voor de termijnoverschrijding zijn aangevoerd, is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiseres dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, op 18 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.