Op 29 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen een besluit van Orionis Walcheren. Dit besluit, genomen op 28 oktober 2021, betrof de beëindiging, intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening aangevraagd, omdat zij van mening was dat de beëindiging van haar uitkering onterecht was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 10 mei 2012 een bijstandsuitkering ontving, maar dat er twijfels waren over haar woon- en gezinssituatie. Orionis had een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld, wat leidde tot de opschorting van de bijstandsuitkering per 1 september 2021. Verzoekster heeft aangevoerd dat de beëindiging van haar uitkering onterecht was, onder andere omdat zij niet op de hoogte was van haar rechten en plichten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang was bij de beëindiging van de bijstandsuitkering, gezien de ernstige medische situatie van verzoekster. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster een voorschot op haar bijstandsuitkering ontvangt vanaf de datum van haar verzoek tot 6 weken na de uitspraak op het beroep.