ECLI:NL:RBZWB:2021:6699

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_5216 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot beëindigen en terugvorderen van bijstandsuitkering

Op 29 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen een besluit van Orionis Walcheren. Dit besluit, genomen op 28 oktober 2021, betrof de beëindiging, intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening aangevraagd, omdat zij van mening was dat de beëindiging van haar uitkering onterecht was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 10 mei 2012 een bijstandsuitkering ontving, maar dat er twijfels waren over haar woon- en gezinssituatie. Orionis had een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld, wat leidde tot de opschorting van de bijstandsuitkering per 1 september 2021. Verzoekster heeft aangevoerd dat de beëindiging van haar uitkering onterecht was, onder andere omdat zij niet op de hoogte was van haar rechten en plichten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang was bij de beëindiging van de bijstandsuitkering, gezien de ernstige medische situatie van verzoekster. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster een voorschot op haar bijstandsuitkering ontvangt vanaf de datum van haar verzoek tot 6 weken na de uitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5216 PW VV

uitspraak van 29 december 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. W. Aerts,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 oktober 2021 (primair besluit) van Orionis over de beëindiging, intrekking en terugvordering van het recht op bijstand. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft Orionis bij besluit van 13 december 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan tijdens het beroep bij de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 15 december 2021. Verzoekster was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, een tolk in de Franse taal, [naam tolk], en haar begeleidster, [naam begeleidster]. Orionis heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W. Francke.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster ontving sinds 10 mei 2012 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande op het uitkeringsadres in [woonplaats verzoekster]. Verzoekster heeft twee kinderen (geboren in 2014 en 2017). Beide kinderen wonen bij de vader (de ex-partner van verzoekster) op het adres [adres vader] te [woonplaats vader].
Naar aanleiding van gerezen twijfels over de woon- en gezinssituatie van verzoekster, is Orionis op 15 januari 2020 een rechtmatigheidsonderzoek gestart. Dit onderzoek heeft bestaan uit een administratief vooronderzoek, waarnemingen bij de woning van verzoekster en bij de woning van de vader van haar kinderen, een onaangekondigd huisbezoek en een buurtonderzoek bij de woning van de vader van haar kinderen in [woonplaats vader]. Ook zijn inlichtingen gevorderd (over het afleveradres van kleding) bij Zalando en H&M.
Verzoekster is uitgenodigd voor een gesprek op 30 september 2021. Daarbij is zij verzocht om vóór 28 september 2021 bankafschriften van al haar bankrekeningen over de periode vanaf 1 januari 2019 in te leveren. Verzoekster is er daarbij op gewezen dat het niet verschijnen op de afspraak en/of het niet inleveren van de gevraagde gegevens kan leiden tot opschorting van de bijstandsuitkering.
In het besluit van 30 september 2021 is het recht op bijstand per 1 september 2021 opgeschort, omdat verzoekster niet is verschenen op de afspraak en zij niet de verzochte gegevens heeft ingeleverd. Zij is opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 11 oktober 2021. Zij is verzocht vóór 8 oktober 2021 de eerder gevraagde bankgegevens in te leveren, waaronder gegevens van haar PayPal account.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Op 11 oktober 2021 is verzoekster gehoord door de Sociale Recherche.
In het besluit van 11 oktober 2021 is de opschorting verlengd omdat de gevraagde informatie niet, dan wel onvolledig, is ontvangen. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld alsnog, uiterlijk 18 oktober 2021, in te leveren: bankafschriften van de SNS bankrekening (eindigend op 556) van haar dochter [naam dochter] over de periode vanaf 1 januari 2019 en afschriften van haar Paypal rekening over de periode vanaf 1 januari 2019.
De bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 26 oktober 2021. Geconcludeerd is dat verzoekster op meerdere fronten haar inlichtingenplicht heeft geschonden waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
In het besluit van 28 oktober 2021 (primair besluit) heeft Orionis het recht op bijstand beëindigd met ingang van 28 oktober 2021. Daarnaast is het recht op uitkering ingetrokken over de periode van 1 januari 2019 tot en met 27 oktober 2021 en de teveel verstrekte uitkering teruggevorderd tot een bedrag van € 41.147,08.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Op 11 november 2021 heeft zij een nieuwe aanvraag voor bijstand ingediend.
In het bestreden besluit is het bezwaar tegen de opschorting niet-ontvankelijk verklaard. De bezwaren tegen de intrekking, beëindiging en terugvordering zijn ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft haar inlichtingenplicht geschonden door de gevraagde gegevens van haar PayPal account niet in te leveren. Omdat verzoekster Orionis in het geheel geen inzicht heeft gegeven in dit account, bestond reden om het recht op bijstand te beëindigen en ook in te trekken per 1 januari 2019. Ook is gebleken dat over de gehele periode dat het recht op bijstand is ingetrokken een groot aantal stortingen zijn gedaan voor een in totaal substantieel bedrag waarvan verzoekster geen melding heeft gedaan. Daarnaast is op grond van meerdere aanwijzingen geconcludeerd dat verzoekster in de periode 1 januari 2019 tot en met 30 september 2021 niet haar hoofdverblijf heeft gehad op het uitkeringsadres in [woonplaats verzoekster]. Los van het hoofdverblijf, is op grond van het voorgaande het recht op bijstand over de periode van 1 januari 2019 tot en met 27 oktober 2019 niet langer vast te stellen. Er is niet gebleken van zeer dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Wat verzoekster hierover in bezwaar heeft overgelegd, hoe schrijnend ook, doet hieraan volgens Orionis niet af.
2. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat haar uitkering ten onrechte is beëindigd, ingetrokken en teruggevorderd. Er waren geen redelijke gronden voor een verder onderzoek door Orionis. Verzoekster heeft altijd haar hoofdverblijf in [woonplaats verzoekster] gehad. Bij het buurtonderzoek was sprake van anonieme getuigenverklaringen en het huisbezoek was onrechtmatig omdat er geen sprake is geweest van ‘informed consent’. De conclusies van deze onderzoeken mogen dan ook niet worden gebruikt voor de beoordeling van het recht op bijstand. Als gevolg van het onrechtmatig binnentreden vordert verzoekster een bedrag van € 280,- van Orionis. Verzoekster voert verder aan dat zij niet op de hoogte was van de rechten en plichten van het ontvangen van een bijstandsuitkering. Als zij dacht dat het noodzakelijk was, heeft zij Orionis op de hoogte gesteld van wijzigingen in haar situatie, bijvoorbeeld toen zij overstapte naar een huisarts in [woonplaats vader] en toen een bankrekening was afgesloten. Van het afgesloten PayPal account worden geen afschriften verstrekt. Uit de verklaring van haar ex-partner blijkt dat hij haar niet meer financieel zal ondersteunen. Gelet op de zeer ernstige medische situatie van verzoekster is er sprake van dringende redenen zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet. Verzoekster lijdt aan een ernstige complexe PTSS en een depressie. Zij heeft zich op 12 oktober jl. geprobeerd van het leven te beroven en zij dient op korte termijn klinisch te worden behandeld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Tevens kan niet alleen uitspraak worden gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep, indien naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak (artikel; 8:86 van de Awb).
Geen kortsluiting
Omdat de voorzieningenrechter meent dat nader onderzoek mogelijk nog kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, doet zij alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening en niet ook op het beroep. Zoals ter zitting door de gemachtigde van verweerder toegelicht, zou het in beroep alsnog inleveren van gegevens over het PayPal account van invloed kunnen zijn op de (hoogte van de) intrekking en terugvordering. Uit een door verzoekster overgelegde e-mail van 8 december 2021 van PayPal blijkt dat er inmiddels contact is opgenomen met PayPal, dat de rekening is afgesloten en dat het verzoek om transactieoverzichten daar in behandeling is. Niet valt uit te sluiten dat de gevraagde gegevens alsnog beschikbaar komen en dat deze van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep. Ook is het mogelijk dat in beroep meer gegevens kunnen worden verkregen ter onderbouwing van het beroep op de dringende redenen. Uit de reeds overgelegde medische gegevens blijkt dat verzoekster als gevolg van traumatische gebeurtenissen in het verleden met (zeer) ernstige medische problemen kampt en daarvoor behandeling nodig heeft. Gelet echter op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2021, met vindplaats ECLI:NL:CRVB:2021:1475, dient er voor een geslaagd beroep op de dringende redenen sprake te zijn van een direct verband tussen de (meer dan incidentele verergering van) de medische problematiek en de besluitvorming door Orionis leidend tot onaanvaardbare (financiële of sociale) gevolgen. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding niet tot kortsluiting over te gaan. De voorzieningenrechter zal daarom enkel uitspraak doen op het verzoek om voorlopige voorziening.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemzaak niet.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
5.1
Spoedeisend belang
In geschil is de intrekking, terugvordering en beëindiging van de bijstandsuitkering van verzoekster en het verzoek tot schadevergoeding. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang alleen ziet op de beëindiging van het recht op bijstand en niet (ook) op de intrekking, de terugvordering en de schadevergoeding. De intrekking en terugvordering zien immers op een afgesloten periode in het verleden en niet is gebleken dat daardoor een acute financiële noodsituatie is ontstaan. Niet is gebleken dat verzoekster al heeft moeten terugbetalen, en daarbij heeft te gelden dat indien Orionis overgaat tot invordering daarvoor een betalingsregeling kan worden getroffen waarbij rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ten aanzien van de intrekking en terugvordering is de voorzieningenrechter dan ook niet gebleken dat er sprake is van een dermate spoedeisend belang dat de behandeling van het beroep niet kan worden afgewacht. Datzelfde geldt voor de verzochte schadevergoeding, nu verzoekster ter zitting heeft verklaard dat daarin niet de kern van het verzoek tot voorlopige voorziening ligt.
Ten aanzien van de beëindiging van de bijstand ziet de voorzieningenrechter wel een spoedeisend belang. Vast staat dat verzoekster vanwege de eerdere opschorting van de bijstand sinds 1 september 2021 geen bijstand meer ontvangt. Verzoekster heeft op 11 november 2021 een nieuwe bijstandsuitkering aangevraagd, maar het daarbij verzochte voorschot is afgewezen. De gemachtigde van verzoekster heeft aangevoerd dat verzoekster nu de derde maand in gaat dat zij geen huur kan betalen, dat haar ex-partner haar niet langer financieel ondersteunt en dat met name ook haar slechte medische situatie leidt tot de vereiste spoed. De voorzieningenrechter ziet in alle omstandigheden voldoende aanleiding om (voor wat betreft de beëindiging van de bijstandsuitkering) een spoedeisend belang aan te nemen en tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek over te gaan.
5.2
Inhoudelijk
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Alles in overweging nemende, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Orionis was bevoegd om onderzoek in te stellen op grond van artikel 53a van de Participatiewet en deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden zonder dat een daaraan voorafgaand redengevend feit, signaal, grond of vermoeden is vereist (vaste rechtspraak volgens onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 april 2015, met vindplaats ECLI:NL:CRVB:2015:1231).
Nog daargelaten de vragen die zijn gerezen over het hoofdverblijf van verzoekster en de door verzoekster opgeworpen vraag naar de rechtmatigheid van het buurtonderzoek en het huisbezoek, heeft Orionis zich reeds gelet op alle resterende onduidelijkheden over verzoekster financiële situatie terecht op het standpunt kunnen stellen dat het recht op bijstand vanaf 1 januari 2019 (zijnde de datum vanaf wanneer financiële gegevens zijn opgevraagd) niet is vast te stellen. Verzoekster heeft immers niet de gevraagde gegevens over haar PayPal account ingeleverd, terwijl niet is gebleken dat deze niet te verkrijgen zijn. Ook heeft zij onvoldoende duidelijkheid kunnen geven over de stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening over de periode vanaf 1 januari 2019. Verzoekster heeft hierover wel verklaringen afgelegd tegenover de Sociale Recherche, maar zij heeft die verklaringen niet met enige bewijsstukken onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van bewijzen van aangegane of verstrekte leningen. Met de verklaringen zijn de onduidelijkheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet weggenomen. Op basis van de gegevens die er nu liggen, heeft Orionis zich op het standpunt mogen stellen dat het recht niet is vast te stellen. Dat verzoekster gelet op haar achtergrond moeite heeft met het omgaan met Nederlandse instanties wil de voorzieningenrechter wel aannemen, maar dat verzoekster in het geheel niet op de hoogte zou zijn geweest van de rechten en plichten die gepaard gaan met het ontvangen van een bijstandsuitkering, waaronder de op haar rustende inlichtingenplicht, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk.
Gelet op deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het voorshands niet waarschijnlijk dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal houden. Echter, gelet op wat hiervoor onder 3 is overwogen, valt ook niet uit sluiten dat met het alsnog overleggen van kennelijk nog te verkrijgen gegevens, de besluitvorming (deels) anders uit zal vallen. Uit de overgelegde brief van 13 december 2021 van Orionis blijkt overigens (en ter zitting is dit bevestigd) dat bij de lopende nieuwe aanvraag enkel nog vragen bestaan over het PayPal account vanaf september 2021 en het verzoeken van alimentatie aan de ex-partner voor de (bij de ex-partner wonende) kinderen.
Daarnaast heeft te gelden dat, zoals hiervoor overwogen, naast een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit ook een belangenafweging dient te worden gemaakt. In dat kader acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster erbarmelijke ervaringen in haar land van herkomst heeft opgedaan voor haar komst naar Nederland. Volgens de medische informatie van haar psychiater, [naam psychiater], van 18 november 2021 gaat zij vanwege deze traumatische ervaringen gebukt onder een ernstige complexe PTSS en depressie waarvoor zij op korte termijn behandeling nodig heeft. Vanwege de ernst van de trauma’s is gekozen voor klinische behandeling in een gespecialiseerd traumacentrum. De ervaren lijdensdruk is bij verzoekster zo hoog opgelopen dat dit heeft geresulteerd in het innemen van een overdosering van medicatie op 12 oktober 2021, daags na haar verhoor bij de Sociale Recherche. Volgens de psychiater is voor een succesvolle behandeling van groot belang dat verzoekster in een veilige, stabiele situatie verkeert, terwijl het belang van verzoekster (en haar jonge kinderen) bij een adequate behandeling groot is. Aldus is sprake van een zwaarwegend belang voor verzoekster in verhouding tot het met de onmiddellijke uitvoering van het besluit tot beëindiging te dienen (algemeen) belang.
6.
Conclusie
Alle omstandigheden afwegende, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit voor zover dat ziet op de beëindiging van de bijstandsuitkering en treft de voorziening dat aan verzoekster een voorschot wordt verstrekt naar de voor haar geldende bijstandsnorm vanaf de datum van het verzoek (30 november 2021) tot 6 weken na uitspraak op het beroep.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit voor zover dat ziet op de beëindiging van de bijstandsuitkering en treft de voorziening dat aan verzoekster een voorschot wordt verstrekt naar de voor haar geldende bijstandsnorm vanaf de datum van het verzoek tot 6 weken na uitspraak op het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 29 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage – Wettelijk kader

Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Participatiewet bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt het een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet (behoorlijk) nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet vordert het bijstandverlenend orgaan de kosten van bijstand terug als deze ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.
Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet, kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te