ECLI:NL:RBZWB:2021:697
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de Participatiewet na niet meewerken aan huisbezoek
Op 11 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.W. Masselink, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, dat op 26 januari 2021 was genomen. Dit besluit betrof de weigering van een uitkering op grond van de Participatiewet, omdat verzoeker niet had meegewerkt aan een huisbezoek dat noodzakelijk was om zijn recht op uitkering vast te stellen.
Tijdens de zitting op 11 februari 2021 in Breda werd vastgesteld dat verzoeker, ondanks afspraken, niet aanwezig was op het moment van het huisbezoek. De rapporteurs die het huisbezoek uitvoerden, zagen verzoeker bezig met het verplaatsen van spullen tussen caravans en hebben hem aangesproken. Verzoeker weigerde echter mee te werken en liep weg, waarbij hij aangaf de uitkering niet te willen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij het verzoek om een voorlopige voorziening, maar dat het college terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had meegewerkt aan het huisbezoek en dat dit een redelijke grond vormde voor de afwijzing van de uitkering.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. Zandbergen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.