ECLI:NL:RBZWB:2022:4081

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Snoeks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na vermeende medewerkingsweigering aan huisbezoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet beoordeeld. Eiser had op 26 januari 2021 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser geen medewerking had verleend aan een huisbezoek, wat noodzakelijk was om zijn recht op bijstand vast te stellen. Eiser had eerder een voorlopige voorziening aangevraagd, maar deze was afgewezen op 11 februari 2021.

De rechtbank constateert dat eiser niet aanwezig was tijdens de zitting op 30 juni 2022, waar zijn beroep werd behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat eiser zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden. Eiser had weliswaar betoogd dat hij medewerking had verleend, maar de rechtbank oordeelt dat zijn stellingen niet onderbouwd zijn. De rechtbank wijst erop dat de rapporteurs van het huisbezoek hebben vastgesteld dat eiser zich niet aan de afspraken heeft gehouden en dat hij zelfs heeft aangegeven de uitkering te willen laten zitten.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op bijstand, omdat hij niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen die aan de aanvraag zijn verbonden. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2021 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. P.W. Masselink),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Met het besluit van 26 januari 2021 heeft het college de aanvraag afgewezen omdat eiser geen medewerking zou hebben verleend bij het afleggen van een huisbezoek. Het reeds verleende voorschot van € 200,- is bij hetzelfde besluit van 26 januari 2021 teruggevorderd.
1.1
In dit geschil heeft eiser eerder een voorlopige voorziening gevraagd bij deze rechtbank. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 11 februari 2021 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. [1]
1.2
Met het bestreden besluit van 21 april 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor bijstand voor de kosten van levensonderhoud aan eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Het college heeft ook het reeds verleende voorschot van
€ 200,- teruggevorderd. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt de terugvordering daarom niet.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Het college heeft terecht eisers aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank overweegt vooraf het volgende:
De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Gelet op de overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in verzuim is, zodat het beroep ontvankelijk is.
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
Eiser is vanuit de gemeente [plaatsnaam 2] verhuisd naar de gemeente [plaatsnaam 3] . In de gemeente [plaatsnaam 2] ontving eiser tot 30 september 2020 een daklozenuitkering. Eiser staat vanaf 24 november 2020 ingeschreven in het dorp [plaatsnaam 1] .
Eiser heeft op 30 november 2020 bij de gemeente [plaatsnaam 3] een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet volgens de norm alleenstaande. Op basis van hetgeen eiser op het aanvraagformulier had opgegeven in combinatie met informatie ontvangen van de gemeente [plaatsnaam 2] , vond het college dat er sprake was van onduidelijkheid omtrent de woonsituatie van eiser. Het college heeft daarom het Team Fraudebestrijding van de gemeente [plaatsnaam 4] verzocht om een onderzoek in te stellen naar de feitelijke woon- een leefsituatie van eiser. In dat kader heeft een handhaver van de gemeente [plaatsnaam 4] onder meer een administratief onderzoek verricht en op 21 januari 2021 in het bijzijn van een collega een gesprek met eiser gevoerd. Aan het einde van het gesprek heeft de handhaver aan eiser medegedeeld aansluitend een huisbezoek te willen afleggen. Het formulier toestemming huisbezoek is met eiser besproken en vanwege de geldende coronamaatregelen niet ondertekend. Met eiser is afgesproken dat diezelfde ochtend een huisbezoek zou worden afgelegd. Die ochtend is de handhaver vergezeld door zijn collega naar het opgegeven adres gegaan. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het Rapport uitkeringsfraude van 25 januari 2021 met als een van de bijlagen het Verslag bevindingen huisbezoek.
De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest om bij besluit van 26 januari 2021 de aanvraag van eiser af te wijzen. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden door niet mee te werken aan het huisbezoek. Als gevolg daarvan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
6. Het gaat in deze zaak om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige opening van zaken te geven over onder meer zijn woonsituatie. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Heeft eiser medewerking aan een huisbezoek geweigerd?
7. Eiser betoogt dat hij wel degelijk medewerking heeft verleend aan een huisbezoek. Hij wijst er nadrukkelijk op dat hij de handhavers van de gemeente [plaatsnaam 4] heeft uitgenodigd om de caravan waarin hij woont, te komen bekijken.
7.1
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] kunnen aan het niet meewerken van een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand, indien voor dat huisbezoek in het individuele geval een redelijke grond bestaat.
7.1.2
Tussen partijen is niet in geschil dat er een redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek.
7.1.3
Volgens het college heeft eiser, ook nadat hem uitleg was gegeven over de gevolgen van het niet meewerken aan een huisbezoek, medewerking geweigerd. Het college wijst daarbij op het Verslag bevindingen huisbezoek.
7.1.4
Uit het Verslag bevindingen huisbezoek blijkt volgens de rechtbank dat de rapporteurs bij aankomst bij het perceel met daarop onder andere de caravan van eiser, eiser zagen rennen met persoonlijke spullen, waaronder kleding en een deken, die hij verplaatste van een zwarte caravan naar een witte caravan. Dit terwijl met eiser was afgesproken dat hij buiten het perceel zou wachten tot de rapporteurs waren gearriveerd. De rapporteurs hebben eiser hierop aangesproken. Eiser heeft vervolgens aangegeven: “Laat de kanker uitkering maar zitten” en liep weg. Aan eiser is uitleg gegeven over de gevolgen van het niet meewerken aan een huisbezoek. Eiser liep daarna (verder) weg.
7.1.5
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het verslag zoals opgesteld door de rapporteurs. In de onder 7.1.4 weergegeven uitlatingen en gedragingen van eiser, ligt het niet meewerken aan een huisbezoek besloten. De enkele stelling van eiser dat hij wel heeft meegewerkt is niet onderbouwd, ook niet nadat de voorzieningenrechter hem heeft gewezen op zijn bewijslast. Eiser heeft in de bezwaarfase afgezien van het recht te worden gehoord en ook ter zitting in beroep is hij niet verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten. Hieruit volgt dat het college zich op het Verslag bevindingen huisbezoek mocht baseren en terecht zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn medewerkingsverplichting heeft geschonden. Nu als gevolg hiervan de woonsituatie van eiser onduidelijk is gebleven, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld, zodat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen.
Bevat het bestreden besluit een gebrek?
8. Eiser betoogt dat hem meer de gelegenheid had moeten worden geboden eventuele onduidelijkheden in zijn verklaringen op het aanvraagformulier ten overstaan van een medewerker van de betreffende dienst toe te lichten. Door zich zonder enig voorbehoud te conformeren aan de bevindingen van het Team Fraudebestrijding heeft het college zijn onderzoeksplicht geschonden.
Verder merkt eiser op dat het college het advies heeft genegeerd om te reageren op de ingebrekestelling in het bezwaarschrift van eiser. Het besluit is daarmee tevens ondeugdelijk gemotiveerd.
8.1
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.1
Hetgeen eiser heeft aangevoerd kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een schending van de onderzoeksplicht. De rechtbank weegt hierbij mee dat eiser voorafgaand aan het beoogd huisbezoek is uitgenodigd voor een gesprek op het gemeentekantoor. Tijdens dit gesprek is hij bevraagd op onduidelijkheden in het aanvraagformulier. Zijn toelichting gaf voor het college onvoldoende duidelijkheid. Hierop werd een huisbezoek aangekondigd om eisers feitelijke woon- en leefsituatie te controleren. Eiser heeft daarvoor tijdens het gesprek ook toestemming verleend. Zoals onder 7.1.5 is overwogen, heeft hij uiteindelijk toch geen medewerking verleend om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. Blijkens het Rapport uitkeringsfraude heeft voorafgaand aan het zogenoemde spreekkamergesprek en huisbezoek een uitgebreid administratief onderzoek plaatsgevonden. Alles bij elkaar zijn de door het college gehanteerde onderzoeksmiddelen afdoende geweest en is er dus sprake van een zorgvuldig besluitvormingsproces. Daarbij komt dat eiser zelf na het maken van bezwaar heeft afgezien van het recht te worden gehoord en daarmee de kans om zijn standpunt nader toe te lichten, onbenut heeft gelaten.
8.1.2
Het college stelt zich op het standpunt dat eiser terecht concludeert dat nog geen besluit is genomen op zijn ingebrekestelling. Eiser ontvangt hier nog een reactie op. De rechtbank volgt het college in het standpunt dat hieruit niet de conclusie kan worden getrokken dat de beslissing op bezwaar ondeugdelijk is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Alblas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11, eerste lid
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17, eerste en tweede lid
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 53a, zesde lid
6. Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.

Voetnoten

2.bijvoorbeeld de uitspraak van 19 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1870 en 12 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3245