Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de intrekking van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) van de eiser en zijn echtgenote, die met ingang van 3 juli 2008 is ingetrokken. De Svb had eerder besloten om de ten onrechte betaalde AIO-aanvulling over de periode van juli 2008 tot en met oktober 2018, ter waarde van € 50.649,81, terug te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht door geen melding te maken van zijn onroerend goed in Marokko, wat van invloed is op zijn recht op AIO-aanvulling.
De rechtbank heeft de procesgang besproken, waarbij de eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De Svb heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op verschillende zittingen behandeld. De rechtbank heeft overwogen dat de Svb op goede gronden de AIO-aanvulling heeft ingetrokken en de terugvordering heeft gerechtvaardigd. De eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij recht had op de AIO-aanvulling, ondanks de schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb niet verplicht was om een ad hoc commissie in te schakelen voor onderzoek naar de woning in Marokko en dat de eiser onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek van de Svb.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de besluiten van de Svb tot intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling standhouden. Er zijn geen proceskosten aan de eiser opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.