ECLI:NL:RBZWB:2022:1030

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering na medische beoordeling en bezwaar UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiser, die als timmerman werkzaam was, had zich ziek gemeld vanwege rug- en armklachten en had op 22 juni 2020 een ZW-uitkering aangevraagd. Het UWV had eerder een WIA-uitkering geweigerd en na een medische beoordeling op 6 september 2020 en een hoorzitting op 2 oktober 2020, concludeerde de verzekeringsarts dat eiser geschikt was voor de functie van productiemedewerker industrie, ondanks zijn klachten. Eiser voerde aan dat zijn klachten waren verergerd en dat hij niet in staat was om de geduide functie uit te oefenen. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had geweigerd de ZW-uitkering toe te kennen, omdat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had waarom eiser geschikt werd geacht voor de geduide functie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9657 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 juli 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiser een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) per 22 juni 2020 geweigerd.
In het besluit van 9 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 19 januari 2022.
Hierbij waren via een Skype verbinding aanwezig eiser en zijn gemachtigde en in persoon was aanwezig mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als timmerman. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege rug- en armklachten. Op 21 juni 2019 heeft hij, na twee jaar ZW, een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 9 augustus 2019 heeft het UWV geweigerd per 7 oktober 2019 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Bij besluit van 13 maart 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard. Wel is het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd van 5,74% naar 30,78%.
Bij uitspraak van 18 november 2020 onder nummer BRE 20/6109 WIA, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBZWB:2020:5778, heeft deze rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 13 maart 2020 ongegrond verklaard.
Inmiddels had het UWV eiser een uitkering ingevolge de WW toegekend en vanuit die positie heeft eiser zich op 22 juni 2020 met toegenomen klachten ziek gemeld bij het UWV.
Het UWV heeft bij het primaire besluit geweigerd eiser met ingang van 22 juni 2020 een ZW-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht heeft geweigerd eiser per 22 juni 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk in één van de drie bij de WIA-beoordeling gebruikte functies van controleur metaalproducten (Sbc-code 264150), productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en monteur printplaten (Sbc-code 267051) als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt en dat het UWV in deze procedure het werk van productiemedewerker industrie als zodanig aanmerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Primair arts [naam primair arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 6 september 2020. Zij heeft gerapporteerd dat eiser zich heeft ziekgemeld met hoofdzakelijk dezelfde (rug)klachten, maar met een toename van die klachten. Zij ziet geen wijziging in behandeling of medicatie. Eiser wacht op een injectie bij de pijnpoli die hij in 2018 ook heeft gekregen, toen helaas met weinig/geen effect. Er zijn geen nieuwe medische gegevens met betrekking tot deze klachten.
Wel is er nu volgens [naam primair arts] een ganglion bij de enkel dat er eerder niet was. Eiser ervaart hierdoor (extra) belemmeringen bij lopen. Hij geeft aan maximaal 30 minuten te kunnen lopen. Aangezien op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 juli 2019 bij het beoordelingspunt lopen een beperking van maximaal 30 minuten is gesteld, is dit geen reden de belastbaarheid te wijzigen, volgens de primaire arts.
Gelet op het voorgaande ziet zij geen reden de FML van 22 juli 2019 te wijzigen. Daarmee acht zij eiser geschikt voor de geduide functies en ziet zij op dat moment geen recht op een ZW-uitkering.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft het dossier bestudeerd, inclusief de bezwaargronden en eiser gezien en onderzocht op de hoorzitting van 2 oktober 2020. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiser stelt dat zijn rugklachten en beenklachten aanmerkelijk zijn toegenomen. Hij kan minder ver lopen met een tragere stap en moet ofwel aanhangen bij zijn vrouw of een stok gebruiken. Ook het zitten en liggen gaat slechter. Hij kan op de bank wel TV kijken maar moet regelmatig van houding wisselen. Ondanks een nieuwe matras blijft liggen pijnlijk. Hij kan wat met een stofdoek stoffen en koken kan hij zittend en rechtstaand. Alle activiteiten gaan langzamer dan voorheen.
Eiser heeft recent een infiltratie in de rug gekregen zonder effect. Hij zit nu op de camping omdat daar alles gelijkvloers is.
Verder is een tumor ontdekt in zijn linker enkel, tot achter de achillespees en deels in het bot. Waarschijnlijk gaat het om een goedaardige tumor maar exercese is nodig, operatie zal doorgaan op 8 oktober 2020. Ter hoogte van de rechter enkel constateert [naam verzekeringsarts 2] duidelijk een lokale zwelling die volgens MRI een tumor is.
Eiser heeft tijdens de hoorzitting de zittende houding enkel verlaten bij het lichamelijk onderzoek. Hij was tijdens het gesprek alert, antwoorde accuraat op vragen en er was
geen concentratiezwakte of geheugenstoornis.
De verzekeringsarts b&b acht eiser geschikt voor de geduide functie productiemedewerker industrie (montagemedewerker) met SBC code 111180 omdat:
- De zitduur is in deze functie beperkt en vertreden is mogelijk.
- Het lopen is in deze functie erg beperkt.
- Deze functie is weinig rugbelastend.
De resultaten van het lichamelijk onderzoek dat Boel heeft verricht liggen in lijn met eerdere
onderzoeksbevindingen. Een toename van klachten is bij dit ziektebeeld niet ongewoon waardoor mogelijk niet alle geduide functies passend zijn. De aangevoerde kritiek op sommige geduide functies kan terecht zijn, maar doet niet ter zake omdat arbeidsgeschiktheid reeds aan de orde is als één van de geduide functies geschikt is en dat is volgens hem in deze zaak het geval.
Wel heeft de verzekeringsarts b&b eiser er op gewezen dat hij zich toegenomen arbeidsongeschikt kan melden per datum operatie.
Tot slot concludeert [naam verzekeringsarts 2] dat eiser op 22 juni 2020 geschikt was voor de geduide functie met SBC code 111180 (montagemedewerker).
5.3
Eiser heeft onder verwijzing naar hetgeen hij in bezwaar heeft gesteld tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij als gevolg van rechterarmklachten, knieklachten en forse rugklachten zijn werk als timmerman niet meer kon doen. In december 2020 zal eiser nog een injectie krijgen ter verlichting van de pijn in welk kader ook aan morfinepillen wordt gedacht.
Eiser heeft zich met toegenomen klachten ziek gemeld vanwege verergering van zijn rugklachten en de nieuwe klacht van ganglion aan de enkel. De rugklachten komen voort uit onbehandelbare hernia’s en slijtage/artrose. Slijtage verergert vaak in de loop der jaren en eiser heeft niet alleen bij bewegen, maar ook bij stilzitten en liggen veel rugpijn met uitstralende pijn naar nek en heup/benen.
Op 22 juni 2020 (datum in geding) had eiser door het ganglion last met lopen, maar de uitstulping (goedaardige tumor) is inmiddels operatief verwijderd.
In de door de verzekeringsarts b&b geschikt geachte functie van productiemedewerker industrie moet de hele dag worden gezeten, telkens 60 minuten aaneen. Volgens de FML van juli 2019 is eisers zitten beperkt tot ongeveer een uur aaneen, en niet meer dan 8 uur per dag. Eiser wijst er op dat in de functie meer dan 8 uur kan worden gezeten op een dag en bovendien acht hij het veel te zwaar steeds een uur achtereen te zitten, gedurende een hele werkdag.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten, waaronder naast de rugklachten ook het operatief te verwijderen ganglion met de daarbij horende klachten. Verder heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat eiser geschikt is zijn eigen arbeid in de vorm van de hem eerder als geschikt voorgehouden functie productiemedewerker industrie te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij merkt de rechtbank op dat blijkens de arbeidsmogelijkhedenlijst van 8 augustus 2019 in de functie productiemedewerker industrie maximaal 8 uren per dag wordt gewerkt en dat is niet meer dan van eiser gelet op de FML van 22 juli 2019 kan worden gevraagd. In die FML is bij aspect 5.2.1. immers vermeld dat eiser het grootste deel van de werkdag kan zitten, met tussen haakjes de toevoeging “
niet meer dan 8 uur”.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser naast zijn invoelbare klachten geen medisch geobjectiveerde informatie heeft ingebracht op grond waarvan twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b zou kunnen ontstaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd eiser per 22 juni 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
6. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.