ECLI:NL:RBZWB:2022:1561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2747
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen schorsing rijbewijs en opleggen onderzoek rijgeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiseres, geboren op 28 juni 1947, had een Belgisch rijbewijs en was onderworpen aan een onderzoek naar haar rijgeschiktheid na een melding van de politie. De politie had geconstateerd dat eiseres zich verdacht gedroeg tijdens het rijden, wat leidde tot twijfels over haar geestelijke geschiktheid. Het CBR had op 9 januari 2021 een onderzoek opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het CBR verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 14 mei 2021. Eiseres ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 11 februari 2022 was eiseres aanwezig, ondanks dat zij had aangegeven niet te komen. Het CBR was niet vertegenwoordigd. De rechtbank beoordeelde of eiseres procesbelang had bij de behandeling van haar beroep, gezien het feit dat haar rijbewijs inmiddels ongeldig was verklaard. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk procesbelang was, omdat eiseres kosten had gemaakt voor het onderzoek.

De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had besloten tot het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres. De rechtbank vond dat het mutatierapport van de politie voldoende grondslag bood voor het vermoeden van ongeschiktheid. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar verweer en de rechtbank oordeelde dat het CBR op goede gronden had gehandeld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2747 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 9 januari 2021 (primaire besluit) heeft het CBR eiseres een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd en is de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 14 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 11 februari 2022.
Ondanks dat eiseres in haar brief met dagtekening 14 januari 2022 bericht heeft niet ter zitting aanwezig te zullen zijn, is zij wel ter zitting verschenen ter bijstand vergezeld van haar zus. Namens het CBR is, met voorafgaand bericht en gelet op voornoemde brief van eiseres, niemand verschenen.

Overwegingen

1. Feiten
Eiseres is geboren op 28 juni 1947. Aan eiseres is een (Belgisch) rijbewijs afgegeven voor het besturen van een motorrijtuig.
Door de korpschef van de Politie-eenheid Zeeland-West-Brabant is aan het CBR mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), inhoudende het vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorie(ën) B van motorrijvoertuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven.
Aan deze mededeling ligt een door de verbalisanten van de Politie-eenheid Zeeland-West-Brabant opgemaakt mutatierapport van 3 december 2020 ten grondslag. Hieruit volgt onder meer het volgende. Eiseres reed op voornoemde datum omstreeks 16:45 uur zonder verlichting ondanks dat sprake was van regen en schemerachtig weer. Nadat zij hiervoor vermoedelijk werd gewaarschuwd door een tegenligger heeft zij haar verlichting alsnog aangezet. Verder reed zij met een bijna constante snelheid van 20 kilometer per uur onder de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en remde daarbij constant af. Uit het mutatierapport volgt verder dat eiseres over de weg slingerde waarbij zij een aantal keer de doorgetrokken streep overschreed en bosschages schampte. Tijdens de controle constateerden de verbalisanten dat de ramen van de auto van eiseres, op de schoongemaakte zichtzijde van de bestuurderskant na, beslagen waren. Eiseres ontkende dat sprake was van bovengenoemde omstandigheden. Ook zou zij de vraag hebben gesteld: "Hoe moet ik mijn ramen dan droog krijgen?" Verder constateerden de verbalisanten dat zich op de auto van eiseres verschillende schadeplekken bevonden en dat de rechterspiegel kapot was. Eiseres is ambtshalve bekend bij de verbalisanten en komt labiel op hen over. Volgens de verbalisanten kan de wijze waarop eiseres een auto bestuurt voor haarzelf en andere weggebruikers gevaarlijke situaties opleveren. Zij hebben daarbij in aanmerking genomen dat eiseres zelf inschat nog goed te kunnen rijden.
Bij het primaire besluit heeft het CBR eiseres een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd en is de geldigheid van haar rijbewijs tot aan de uitslag van het onderzoek geschorst. Hieraan heeft het CBR ten grondslag gelegd dat op basis van de ontvangen informatie het vermoeden bestaat dat eiseres niet langer beschikt over de vereiste geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Eiseres voldoet aan één of meer van de criteria van artikel 131 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 23, derde lid, onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 en bijlage I, onder B, onderdeel II. Dit betreft in het geval van eiseres:
II. Geestelijke geschiktheid:
a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;
h. een van de in onderdeel A, subonderdelen I of II, genoemde gedragingen, indien het vermoeden bestaat dat ze het gevolg zijn van onvoldoende geestelijke geschiktheid.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft zich nadien niet laten onderwerpen aan het door het CBR opgelegde onderzoek.
Op 24 februari 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij besluit van 12 april 2021 heeft het CBR het rijbewijs van eiseres met ingangsdatum 19 april 2021 ongeldig verklaard.
Bij het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Vooraf: procesbelang
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep. Procesbelang is aanwezig als het resultaat dat eiseres nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor haar feitelijke betekenis kan hebben. Bij besluit van 12 april 2021 heeft het CBR het rijbewijs ongeldig verklaard. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar is geworden. Eiseres kan dan ook met het onderhavige beroep geen herroeping van het besluit tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs bereiken.
De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres ten aanzien van het bestreden besluit procesbelang heeft, gelet op de door haar betaalde opleggingskosten voor het onderzoek van € 433,00. Het geding beperkt zich dus tot de vraag of het CBR terecht is overgegaan tot het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiseres.
3. Standpunten van partijen
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte van het door de verbalisanten opgemaakte mutatierapport is uitgegaan. Wat daarin is beschreven klopt niet met wat er feitelijk is gebeurd. Eiseres betwist dat sprake was van "verwardheid" en "labiliteit". Op basis van persoonlijke interpretatie van de verbalisanten en zonder dat daaraan een medisch onderzoek ten grondslag ligt, is het CBR tot de conclusie gekomen dat sprake is van een rijvaardigheidsbeperking door een neuro-cognitieve stoornis. Eiseres acht dit onaanvaardbaar.
Het CBR heeft zich op het standpunt gesteld dat van de juistheid van het mutatierapport mag worden uitgegaan. Hetgeen eiseres daartegen heeft ingebracht biedt onvoldoende grondslag om de inhoud van het mutatierapport voor onjuist te houden. Het CBR stelt zich onder verwijzing naar het mutatierapport en de hiervoor genoemde criteria van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 op het standpunt dat sprake is van twijfel aan de geestelijke rijgeschiktheid van eiseres. Het bestreden besluit is op goede gronden genomen, aldus het CBR.
4. Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
5. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid slechts het vermoeden van ongeschiktheid behoeft te worden vastgesteld. Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. [1]
De rechtbank overweegt verder dat een vermoeden van ongeschiktheid niet hoeft te zijn gebaseerd op een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar ook kan worden gebaseerd op bijvoorbeeld een mutatierapport indien deze een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving bevat van de waargenomen gedragingen die aan het vermoeden ten grondslag is gelegd. [2]
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het mutatierapport van 3 december 2020 een voldoende nauwkeurige en uitgebreide omschrijving van de waarnemingen van de verbalisanten die aan het vermoeden ten grondslag zijn gelegd. Van betekenis is dat de mutaties zijn opgesteld door opgeleide verbalisanten, die geen belang hebben bij hetgeen zij in de mutatierapporten vermelden als door hen waargenomen. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het mutatierapport van 3 december 2020.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de mededeling en het daaraan ten grondslag liggende mutatierapport van 3 december 2020 in redelijkheid het vermoeden mogen ontlenen dat eiseres mogelijk niet langer beschikt over de geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen en dat deze twijfel een nader onderzoek rechtvaardigt. De stelling van eiseres, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, dat het CBR haar gelet op haar leeftijd, jarenlange rijervaring en de omstandigheid dat zij op één groot ongeluk na geen schade heeft gereden, geen onderzoek naar haar rijgeschiktheid zou mogen opleggen, doet aan dat oordeel niet af. Dit geldt ook voor haar stelling dat zij geen vertrouwen heeft in het CBR.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het CBR terecht heeft besloten om een onderzoek naar de rijvaardigheid van eiseres op te leggen. Voor een schadevergoeding in de vorm van een vergoeding van de opleggingskosten voor het onderzoek van € 433,00 bestaat geen aanleiding.
5. Conclusie
Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
L.M. de Leeuw van Weenen, griffier T. Peters, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 130
"1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
2. Op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig, ten aanzien van wie een vermoeden als bedoeld in het eerste lid bestaat, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.
3. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt gedaan indien de betrokken bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer deel te nemen. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan het CBR toegezonden.
[…]
5. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is."
Artikel 131
"Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
[…]
c .een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
[…]"

Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011

Artikel 23
"[…]
3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
a. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder A, onderdelen I, Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig, of II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer;
[…]"
Bijlage
"Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
A. Rijvaardigheid en rijgedrag
I. Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig
[…]
I.2. Beheersing van het motorrijtuig
1.Gebrek aan stuurvastheid waardoor, al dan niet in combinatie:
a. slingerend wordt gereden;
[…]
II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer
[…]
2. Gebrekkige rijvaardigheid
Gebrekkige rijvaardigheid die blijkt uit:
[…]
b. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
[…]
d. onnodig remmen en stoppen;
[…]
f. rakelings passeren van andere weggebruikers en obstakels;
[…]
i. niet tijdig onderkennen van de invloed van externe of interne factoren.
[…]
B. Geschiktheid
[…]
II. geestelijke geschiktheid
a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;
[…]"

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:657).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:118).