In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig ondernemer, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder. Eiseres had een uitkering ontvangen op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor de periodes van 30 april 2020 tot en met 4 juni 2020, 12 september 2020 tot en met 26 september 2020, en 15 december 2020 tot en met 31 december 2020. Het college heeft echter besloten om de uitkering te herzien en een bedrag van € 2.843,85 terug te vorderen, omdat eiseres meer dan 28 dagen in het buitenland had verbleven tijdens de uitkeringsperiodes.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en is in beroep gegaan. Tijdens de zitting op 11 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de voorwaarden voor de Tozo-uitkering en dat zij door de coronamaatregelen niet in staat was om naar Nederland te reizen. De rechtbank heeft overwogen dat de Participatiewet bepaalt dat verblijf buiten Nederland leidt tot uitsluiting van het recht op bijstand, tenzij er zeer dringende redenen zijn. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon aantonen dat er sprake was van een acute noodsituatie en dat de terugvordering van de Tozo-uitkering gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar slechts voor zover het betreft de herziening en terugvordering van de Tozo-uitkering over twee (reis)dagen die ten onrechte in mindering waren gebracht. Het college is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht.