ECLI:NL:RBZWB:2022:1999

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 442
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen afwijzing aanvraag aanvullende beurs en reisvoorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser had een aanvraag ingediend voor een aanvullende beurs en reisvoorziening voor de periode van januari tot en met december 2021, welke door DUO op 14 oktober 2020 werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar DUO verklaarde het bezwaar op 14 december 2020 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet gemotiveerd was. Eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser bij de indiening van het bezwaarschrift expliciet had verzocht om een termijn om zijn bezwaar te motiveren. Dit verzoek werd niet gehonoreerd, waardoor eiser geen kans kreeg om zijn verzuim te herstellen. De rechtbank oordeelde dat DUO het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van DUO.

De rechtbank oordeelde verder dat DUO verplicht was om het door eiser betaalde griffierecht van € 49,00 te vergoeden en dat DUO ook de proceskosten van eiser moest vergoeden, vastgesteld op € 759,00. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. L.P. Hertsig, en de leden mr. A.G.J.M. de Weert en mr. J.E.C. Vriends. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/442 WSFBSF

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. G. Gabrelian,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 14 oktober 2020 (primair besluit) heeft DUO de aanvraag van eiser voor een aanvullende beurs en reisvoorziening voor de periode januari t/m december 2021 afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 14 december 2020 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
Op 10 maart 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en ten minste de gronden van het bezwaar of beroep bevat.
In artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb is bepaald dat het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. Bij het bestreden besluit heeft DUO het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet is gemotiveerd.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser bij de indiening van het bezwaarschrift expliciet heeft verzocht om hem een termijn te gunnen voor het formuleren van de bezwaargronden. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een dergelijke termijn niet is gegund. Eiser heeft geen gelegenheid gehad zijn verzuim te herstellen. Dat betekent dat DUO het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt DUO in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. DUO wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt DUO op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt DUO in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzitter, en mr. A.G.J.M. de Weert en
mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 13 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.