ECLI:NL:RBZWB:2022:2092

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10328
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA na besluit UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2022, werd het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 30 november 2020, waarin het UWV zijn mate van arbeidsongeschiktheid vaststelde op 40,36%. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. Eiser had aangevoerd dat hij meer beperkt was dan het UWV had vastgesteld, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld en de beperkingen correct hadden beoordeeld. Eiser had medische klachten, waaronder lichamelijke en psychische problemen, maar de rechtbank concludeerde dat deze niet leidden tot een volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de door het UWV geselecteerde functies passend waren en dat eiser in staat was deze uit te voeren. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen schadevergoeding of vergoeding van griffierecht toegewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10328 WIA

uitspraak van 14 april 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. I. Winia,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 november 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de toekenning van uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 februari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn begeleidster [naam begeleidster] en door zijn gemachtigde. Het UWV is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met twee weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als hoofdsteller. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege lichamelijke en psychische klachten.
Met een besluit van 10 maart 2020 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend met ingang van 30 maart 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,49%. Eisers werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard. Het UWV heeft het primaire besluit herroepen en zich op het standpunt gesteld dat eiser met ingang van 30 maart 2020 40,36% arbeidsongeschikt is, maar dat de hoogte van de loongerelateerde uitkering hetzelfde blijft.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 maart 2020 heeft vastgesteld op 40,36%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeids-ongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
In artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) is bepaald dat van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien gedurende de periode waarin uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft.
In het vijfde lid is bepaald dat benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid alleen dan niet aanwezig zijn indien:
a. betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
b. betrokkene bedlegerig is;
c. betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
d. betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
4.1
Medische beoordeling door het UWV
Het bestreden besluit, voor zover dit gaat over de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eisers dossier bestudeerd, waaronder de brief van 10 januari 2020 van eisers behandelend vaatchirurg die eiser heeft ingeleverd, en de gegevens van de bedrijfsarts. Ook heeft hij eiser gezien op het spreekuur van 21 februari 2020, van hem de anamnese afgenomen en zijn psyche onderzocht.
De verzekeringsarts heeft op 25 februari en 6 maart 2020 gerapporteerd. Volgens de verzekeringsarts is sprake van complexe vaatproblematiek (PAOD): claudicatio intermittens, aneurysma aorta (asymptomatisch), overig perifeer zenuwstelsel en een depressieve episode. De door eiser naar voren gebrachte klachten/belemmeringen in zijn mobiliteit worden bij eigen onderzoek door de verzekeringsarts bevestigd. Eiser liep moeizaam met een stok. Eiser voldoet niet aan de criteria voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden. Er zijn forse belemmeringen ten aanzien van de mobiliteit. De verzekeringsarts kan zich globaal vinden in de door de bedrijfsarts aangegeven belastbaarheid.
De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 februari 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft eisers dossier bestudeerd, waaronder de brief van 19 mei 2020 van eisers behandelend cardioloog die door eisers werkgever is ingeleverd.
De verzekeringsarts b&b rapporteert op 12 oktober 2020 dat de door de verzekeringsarts gestelde diagnoses aansluiten bij wat uit het dossier over eiser bekend is. Er is geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Eiser wordt vanuit de cardiale problematiek in combinatie met de neurogene problematiek beperkt geacht voor fysiek sterk inspannende activiteiten in de zin van fors torsen (duwen, trekken, tillen, dragen), lopen, trappenlopen, klimmen. Ook staan, hurken en knielen, buigen en het zelfstandig besturen van een vervoermiddel zijn beperkt. Grofslagige trillingen op de benen zijn vanwege de problematiek niet geschikt. De verzekeringsarts b&b vindt eiser echter ook beperkt voor zitten en langdurig zitten vanwege de pijnklachten door de littekens waarover de specialist schrijft. Die beperkingen worden toegevoegd aan de FML. De verzekeringsarts b&b overweegt verder dat het van belang is een evenwicht te vinden in de activiteiten om zowel overbelasting als onderbelasting te voorkomen doordat eiser in beweging blijft. Bij onderbelasting zal de conditie verder kunnen afnemen, waardoor bij belasting een toename van klachten wordt ervaren.
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 15 oktober 2020.
4.2
Beroepsgronden
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat hij niet is gezien door de verzekeringsarts b&b.
Eiser is meer beperkt voor zitten dan de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Hij kan niet lang achter elkaar zitten en moet veel van houding wisselen. Langer zitten geeft ook pijnsteken in de maag, waar bovendien een verstopping is geconstateerd. Verder kan eiser met zijn gevoelloze rechteronderbeen- en voet geen pedalen bedienen. Hij voelt niet of hij kracht geeft en kan niet doseren. Ook heeft hij pijn in het linkerbeen, waardoor hij dat been geregeld omhoog moet houden. Eiser is verslaafd aan alcohol. Omdat hij daar pas in december 2020 over is gaan praten, kon het UWV dit niet meenemen in de beoordeling. Eiser gebruikte op de datum in geding zo veel alcohol dat zijn dag- en nachtritme verstoord werd, hij niet uit bed kon komen, futloos was, niet de kracht had om naar buiten te gaan, en een zeer geïsoleerd bestaan leidde. Hij wordt hiervoor nu begeleid door de POH-GGZ van de huisarts. Door de alcoholverslaving was op de datum in geding sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Als dit niet wordt aangenomen, had eiser beperkt moeten worden bevonden voor persoonlijk en sociaal functioneren en had een urenbeperking moeten worden aangenomen. Ook hadden er vanwege eisers depressie beperkingen aangenomen moeten worden voor persoonlijk en sociaal functioneren en een urenbeperking.
Eiser heeft tijdens de zitting de beroepsgrond dat het UWV niet beschikte over informatie van behandelaars ingetrokken.
4.3
Reactie van verzekeringsarts b&b
De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van de beroepsgronden op 15 oktober 2021 aanvullend gerapporteerd. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts b&b ziet in wat in beroep is aangevoerd geen reden om eiser meer beperkt te achten voor zitten dan al is vastgesteld. Eisers stelling dat hij niet in staat is om voetpedalen te bedienen past niet bij de medische problematiek, omdat geen sprake is van een volledig ontbreken van alle sensibiliteit in beide benen. Eiser kan namelijk medisch gezien op basis van de houding van een voet en de mate van flexie in de enkel bepalen hoe ver een pedaal is ingedrukt. Er is geen medische indicatie om het linkerbeen omhoog te houden. Door de beperkingen vanwege claudicatio voor fors torsen, lopen, trappenlopen, klimmen, staan, hurken en knielen is voldoende voorzien in het vereiste dat de bloedvaten daar niet continu onder hoge druk staan. De verzekeringsarts b&b ziet geen reden om eiser meer beperkt te achten voor persoonlijk en sociaal functioneren vanwege depressie. Eiser heeft wel een depressie gemeld, maar deze was relatief mild van ernst en was per datum in geding goeddeels verbleekt. Eiser is ermee geholpen door ondersteuning via de huisarts en het maatschappelijk werk. In de periode van de wachttijd hebben eisers neerslachtigheidsklachten niet geleid tot te duiden beperkingen of een factor die van belang was bij de re-integratie. Er is geen sprake van een klinisch toestandsbeeld dat leidt tot beperkingen die daarmee samenhangen. Een beperking in de duurbelasting is niet aan de orde, niet op basis van de door eiser gestelde depressie en niet op andere basis. Volgens de verzekeringsarts b&b kan er vanuit worden gegaan dat het overmatige alcoholgebruik ook op de datum in geding aan de orde was. Daarom wordt aan de FML een beperking toegevoegd voor werkzaamheden in een omgeving waar eiser met ‘consumptie alcohol’ moet omgaan. Eiser zou vanwege het alcoholgebruik ook niet beroepsmatig een vervoermiddel moeten besturen. In deze laatstgenoemde beperking is in de FML van 12 oktober 2020 al voorzien doordat is aangegeven dat eiser niet meer auto rijdt en niet meer fietst.
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 15 oktober 2021.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b hebben het dossier van eiser bestudeerd. Beide verzekeringsartsen beschikten over informatie van behandelaars, de verzekeringsarts b&b meer dan de verzekeringsarts. Bovendien heeft de verzekeringsarts eiser gesproken en psychisch onderzocht op het spreekuur.
Dat eiser in bezwaar niet is gezien door de verzekeringsarts b&b maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De werkgever heeft immers afgezien van het houden van een hoorzitting en eiser heeft niet zelf bezwaar gemaakt. Dat eiser niet zelf bezwaar heeft gemaakt, komt voor zijn eigen risico. Bovendien heeft de verzekeringsarts b&b in de brief van 19 mei 2020 van de behandelend vaatchirurg aanleiding gezien om de FML op verschillende beoordelingspunten bij te stellen. Nadat eiser de arbeidsdeskundige b&b in opleiding (hierna: arbeidsdeskundige b&b) had gesproken, heeft laatstgenoemde aan de verzekeringsarts b&b doorgegeven dat eiser nog een toelichting wilde geven op zijn medische problematiek. De verzekeringsarts b&b heeft laten weten dat er gelet op de aanvullende medische informatie – de rechtbank begrijpt dat hij de brief van de vaatchirurg van 19 mei 2020 bedoelde – medische informatie over de datum in geding ontbrak en dat hij eiser niet meer hoefde te spreken. De medewerker bezwaar heeft dit later telefonisch aan eiser doorgegeven. Verder blijkt uit het aanvullend medisch onderzoeksverslag van 6 maart 2020 dat de verzekeringsarts ook eisers klachten met betrekking tot zitten heeft besproken. Daarbij komt dat de werkgever geen bezwaren heeft aangevoerd in verband met eisers psychische klachten. Verder was eisers alcoholproblematiek ten tijde van het onderzoek door de verzekeringsarts b&b nog niet bekend bij het UWV. Dat dit komt doordat eiser er niets over heeft gezegd tegen de verzekeringsarts, komt voor eisers risico. De verzekeringsarts b&b heeft overigens in verband met deze problematiek in beroep hiervoor een beperking opgenomen.
De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b medische feiten over de datum in geding heeft gemist. De verzekeringsarts b&b had dan ook voldoende inzicht in de medische situatie van eiser op de datum in geding. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat de rapporten van de verzekeringsarts b&b in samenhang bezien onvolledig zijn of tegenstrijdigheden bevatten.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de subjectieve beleving van een betrokkene van zijn klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid.
De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat eiser niet op medische gronden als volledig arbeidsongeschikt wordt aangemerkt. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom eiser niet voldoet aan de criteria van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit om geen benutbare mogelijkheden aan te mogen nemen. Dat betekent dat er een FML moest worden opgesteld waarin de beperkingen en belastbaarheid van eiser zijn vastgelegd.
Uit de rapporten van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten, waaronder de klachten bij zitten, de klachten van de benen, de psychische klachten en de alcoholproblematiek. De klachten zijn bij de beoordeling betrokken. Bij het opstellen van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De rechtbank voegt hieraan toe dat eiser op 21 februari 2020 tegen de verzekeringsarts heeft gezegd dat de linkerschouder geen klachten geeft. Ook heeft de bedrijfsarts op 7 januari 2019 gerapporteerd dat de linkerschouder inmiddels een normale functie heeft. De rechtbank overweegt over de door eiser gestelde maagpijn en verstopping als gevolg van langer zitten, dat hiervan niet medisch objectief blijkt uit de beschikbare gegevens. Bovendien is eiser beperkt bevonden voor lang zitten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b in het rapport van 15 oktober 2021 voldoende toegelicht waarom er geen aanleiding is om eiser meer beperkt te achten voor zitten of hem beperkt te achten voor het bedienen van pedalen of dat hij geregeld zijn linkerbeen omhoog moet houden. Ook heeft de verzekeringsarts b&b voldoende toegelicht waarom er geen reden is om eiser in verband met zijn psychische klachten beperkt te achten voor persoonlijk en sociaal functioneren. Weliswaar heeft de verzekeringsarts b&b eisers psyche niet zelf onderzocht, maar de verzekeringsarts heeft dat kort voor de datum in geding wel gedaan.
Eiser heeft in beroep geen medische informatie over zijn beenklachten of psychische klachten ingediend. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de brief van de huisarts van 5 juli 2021 bij de beoordeling betrokken. Eiser heeft naar aanleiding van het rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 oktober 2021 en de FML van dezelfde datum geen andere medische informatie meer ingediend. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b op 15 oktober 2021 heeft aangenomen met betrekking tot de datum in geding 30 maart 2020.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen voor het verrichten van een deskundigenonderzoek, omdat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsarts b&b heeft aangevoerd om het bestreden besluit te onderbouwen. Om dat weerwoord te bieden is een expertiserapport van een deskundige niet noodzakelijk. Het mogen ook gegevens van een behandelaar, bijvoorbeeld een huisarts, zijn. Eiser heeft echter na het rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 oktober 2021 geen medische meer gegevens ingediend die de rechtbank hebben doen twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Zijn verzoek om een deskundige te benoemen wordt daarom afgewezen.
De rechtbank concludeert dat niet gebleken is dat in de FML van15 oktober 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidskundige beoordeling door het UWV
Een arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbccode 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en telefonisch verkoper (outbound) (Sbc-code 315173).
5.2
Beroepsgronden
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Volgens eiser moet in alle functies te lang achtereen worden gezeten. Korte onderbrekingen van het zitten zijn onvoldoende en leiden niet tot een substantiële afwisseling van houding. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige b&b met betrekking tot de functie monteur printplaten eisers beperkingen ontoelaatbaar gerelativeerd door toe te lichten dat vertreden mogelijk is en het werk ook kort onderbroken mag worden zonder dat het werkproces hierdoor in gevaar komt. Eiser stelt over de functie telefonisch verkoper (outbound) dat het niet mogelijk is om klanten lopend met een headset te bellen, terwijl hij aan de hand van infobladen in het digitale systeem vragen van de klant zou moeten beantwoorden. In de functie produktiemedewerker confectie, kleermaken is eiser vanwege de klachten aan zijn rechterbeen niet in staat om de voetpedalen te bedienen. Verder beheerst hij de Engelse taal slecht. Hij heeft voor de functie telefonisch verkoper (outbound) geen geduld.
5.3
Reactie van arbeidsdeskundige b&b
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van de beroepsgronden en de gewijzigde FML op 28 oktober 2021 aanvullend gerapporteerd.
Volgens de arbeidsdeskundige b&b wordt in de geduide functies niet gewerkt in een omgeving met ‘consumptie alcohol’.
Wanneer in een functie te lang achtereen gezeten moet worden, terwijl dat door een simpele aanpassing van het gedrag kan worden ondervangen, is een functie toch geschikt. De geduide functies lenen zich ervoor om tussentijds te vertreden. Uit de FML blijkt niet dat het zitten langer moet worden onderbroken dan een enkele minuut. Na een half uur zitten is ongeveer een minuut staan of lopen daarom voor eiser voldoende. Dat kan in de drie functies waarop de berekening van de arbeidsongeschiktheid is gebaseerd. De arbeidsdeskundige b&b voegt hieraan toe over de functie van telefonisch verkoper (outbound) dat het bureau in hoogte verstelbaar is, zodat ook staand gewerkt kan worden. Dat in de functie produktiemedewerker confectie, kleermaken 5 dagen per week ongeveer 8 uur per dag zittende werkzaamheden worden verricht is niet in strijd met de FML. Wat betreft het bedienen van de pedalen verwijst de arbeidsdeskundige b&b naar het rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 oktober 2021.
De arbeidsdeskundige b&b ziet geen aanleiding om het arbeidsdeskundig standpunt aan te passen.
5.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 2 november 2020 en 28 oktober 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De rechtbank is niet gebleken dat de arbeidsdeskundige b&b met betrekking tot de functie monteur printplaten eisers beperkingen heeft gerelativeerd. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voor een deel voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 2 november 2020 ook voldoende toegelicht waarom eiser gelet op zijn beheersing van de Engelse taal in staat moet worden geacht de functie van productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) te verrichten. Verder wordt in de functie telefonisch verkoper (outbound) niet de specifieke eigenschap geduld vereist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geselecteerde functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,36%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten, schadevergoeding en griffierecht
Er is geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Weliswaar heeft het UWV in beroep een nieuwe FML vastgesteld, maar dat is gebeurd nadat eiser in beroep voor het eerst melding had gemaakt van zijn alcoholproblematiek.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een veroordeling tot schadevergoeding uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 14 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.