Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorgverlenende organisatie, hierna 'belanghebbende', en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had verzocht om vrijstelling van motorrijtuigenbelasting (MRB) voor twee Volkswagen Eos cabriolets, die zij gebruikt voor het verlenen van zorg bij evenementen. De inspecteur had dit verzoek afgewezen, omdat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor de vrijstelling zoals vastgelegd in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende de voertuigen heeft overgenomen van het Rode Kruis en dat deze voertuigen niet zijn ingericht als ambulance, noch worden gebruikt door een Regionale Ambulancevoorziening (RAV). De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet kan worden beschouwd als een RAV en dat er onvoldoende bewijs was dat de belanghebbende in opdracht van een RAV ambulancezorg verleent. Hierdoor komt de belanghebbende niet in aanmerking voor de vrijstelling van de MRB.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van gelijke gevallen, er geen sprake was van een welbewuste bevoordeling van de andere organisatie die eerder de vrijstelling had gekregen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht de vrijstelling had afgewezen en verklaarde de beroepen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.