ECLI:NL:RBZWB:2022:223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
20/9079
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2017

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in het geding tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2017, die aan de belanghebbende was opgelegd. De inspecteur had op 11 januari 2021 uitspraak gedaan op het bezwaar van de belanghebbende tegen deze navorderingsaanslag.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2021, waar de belanghebbende via telefoon en de inspecteur via Skype aanwezig waren, bleek dat de procedure zich enkel richtte op de navorderingsaanslag Zvw 2017. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat. Na aanvullende correspondentie tussen de partijen heeft de rechtbank op 24 januari 2022 haar uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag Zvw 2017, en de beschikking belastingrente. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende ter hoogte van € 89 en moest het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 worden vergoed. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslag Zvw 2017 vernietigd moest worden, en dat andere verzoeken van de belanghebbende buiten het voorwerp van deze procedure vielen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/9079
uitspraak van 24 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 11 januari 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2017 opgelegde navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) en de beschikking belastingrente met aanslagnummer [aanslagnummer] W.77.01.4.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende (via telefoonverbinding), en namens de inspecteur (via skype-verbinding), [inspecteur] .
Op de zitting is gebleken dat de procedure alleen nog gaat over de navorderingsaanslag Zvw 2017. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat. De inspecteur heeft bij brief van 19 november 2021 antwoord gegeven op de op zitting gestelde vragen. Belanghebbende heeft hierop bij brief van 19 december 2021 gereageerd. Bij brief van 27 december 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd.

1. Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de navorderingsaanslag Zvw 2017 en de beschikking belastingrente;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 89.
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1.
Partijen zijn het erover eens dat de navorderingsaanslag Zvw 2017 moet worden vernietigd.
2.2.
De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist. Het beroep is dus gegrond.
2.3.
Op de overige verzoeken van belanghebbende kan de rechtbank niet beslissen omdat deze niet binnen het voorwerp van deze procedure vallen. De rechtbank mag, kort gezegd, alleen beslissen over de bestreden navorderingsaanslag. De rechtbank mag daarom niet beslissen over andere aanslagen noch de inspecteur opdragen iets (niet) te doen over andere jaren.
2.4.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, maar niet voor het bedrag waar belanghebbende om vraagt. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van € 1.602 aan verletkosten, bestaande uit € 534 voor het bijwonen van de zitting (1 uur) en € 1.068 andere kosten. Alleen het tijdverzuim in verband met het deelnemen aan de zitting komt voor vergoeding in aanmerking [1] . De andere kosten in verband met het indienen van het beroepschrift en andere processtukken komen niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding daarom vastgesteld op € 89 (1 uur) aan verletkosten voor het deelnemen aan de zitting via Skype-verbinding. [2]
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 24 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.Artikel 2, eerste lid aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.