Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2022 in de zaak tussen
[naam eiser 2]en
[naam eiser 3], te [plaatsnaam] , eisers,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk. De zaak betreft een handhavingsverzoek van eisers tegen de bouw van een bedrijfsgebouw aan het adres [adres 1] 4 te [plaatsnaam]. Eisers, die wonen aan de [adres 2] te [plaatsnaam], hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college om niet handhavend op te treden. Dit besluit is genomen na een handhavingsverzoek van 3 juni 2020, dat door het college op 7 juli 2020 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond in een besluit van 24 maart 2021, waartegen eisers beroep hebben ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 maart 2022 werd het beroep besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de loods is gebouwd conform de verleende omgevingsvergunning en dat er geen overtreding is. De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden heeft besloten om niet handhavend op te treden, omdat de omgevingsvergunning formele rechtskracht heeft en de bouw in overeenstemming is met deze vergunning. De rechtbank benadrukt dat eisers niet tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de omgevingsvergunning, waardoor het handhavingsverzoek niet kan worden ingewilligd.
De rechtbank concludeert dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending.