ECLI:NL:RBZWB:2022:2396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
02-169673-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van ontnemingsbedrag wegens wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2022 uitspraak gedaan over de verplichting van betrokkene tot betaling van een geldbedrag van € 119.123,47 aan de staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Betrokkene was eerder op 4 maart 2021 veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder schending van een ambtsgeheim en gewoontewitwassen. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de rechtbank werd vastgesteld op basis van een rapport van de politie.

Tijdens de zitting op 19 april 2022 heeft de officier van justitie betoogd dat betrokkene een wederrechtelijk voordeel heeft behaald van € 119.123,47, gebaseerd op een kasopstelling. De verdediging heeft echter betwist dat de gelden die betrokkene ontving van zijn vader illegaal waren en heeft verzocht om de vordering af te wijzen of te verlagen. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging verworpen en vastgesteld dat het bedrag van € 119.123,47 terecht was vastgesteld, gezien de eerdere veroordeling van betrokkene en de bewijsvoering die aantoont dat de ontvangen gelden uit misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van de officier van justitie terecht was en heeft de verplichting tot betaling van het ontnemingsbedrag opgelegd. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het ontnemingsbedrag te matigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/169673-20
vonnis van de rechtbank d.d. 3 mei 2022
in de ontnemingszaak tegen
[Betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [Geboortedag] 1994
wonende te [Adres]
raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend

1.De procedure

Betrokkene is op 4 maart 2021 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld voor schending van een ambtsgeheim, computervredebreuk, het medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 april 2022, waarbij de officier van justitie mr. A. Vroombout en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene een wederrechtelijk voordeel heeft behaald ter hoogte van € 119.123,47. Dit bedrag is gebaseerd op de kasopstelling, zoals opgenomen in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie.

3.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen omdat het Openbaar Ministerie onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de giften van de vader van betrokkene een illegale herkomst hebben en er daarom geen sprake kan zijn van wederrechtelijk verkregen voordeel Betrokkene kreeg ook wel eens geld op verjaardagen, waarmee hij wel eens gokte en won. Niet alle gelden hebben een illegale herkomst. Subsidiair is verzocht het ontnemingsbedrag te schatten op een bedrag van € 50.000,00 Meer subsidiair is verzocht de ontnemingsvordering te verminderen tot het bedrag waarvoor betrokkene is veroordeeld in de strafzaak voor wat betreft het witwassen, te weten tot
€ 112.220,00, met aftrek van de waarde van de verbeurdverklaarde auto, de Volkswagen Tiguan voorzien van kenteken [Kenteken]
Voorts is aangevoerd dat het bedrag van € 5.000,00, dat door de partner van betrokkene op haar bankrekening is gestort, niet kan worden meegenomen als een bedrag dat is witgewassen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uitgangspunten:
De rechtbank stelt op basis van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [1] , het vonnis van 4 maart 2021 [2] en de daaraan ontleende bewijsmiddelen vast dat betrokkene met het door hem gepleegde witwasdelict wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Met betrekking tot de omvang daarvan overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat, evenals de officier van justitie en de raadsman, uit van de eenvoudige kasopstelling die in de ontnemingsrapportage is vermeld, te weten:
Beginsaldo contant geld € 0,00
+ Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen € 1.691,53
- Eindsaldo contant geld € 3.595,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € -1.903,47
- Werkelijk contante uitgaven inclusief bankstortingen € 117.220,00
Verschil € 119.123,47
Het bedrag van € 117.220,00 omvat een totaal bedrag van € 112.220,00 aan contante stortingen op twee bankrekeningen van betrokkene, alsmede een bedrag van € 5.000,00 dat door de partner van betrokkene, [naam] op haar bankrekening is gestort.
Verweren van de raadsman:
De rechtbank overweegt ten aanzien van hetgeen door de raadsman is betwist het navolgende.
De raadsman is van mening dat niet kan worden vastgesteld dat de contante giften, die betrokkene van zijn vader heeft ontvangen, een illegale herkomst hebben. Dit zou betekenen dat er ook geen sprake is van witwassen van de verkregen bedragen. De rechtbank heeft evenwel in de hoofdzaak geconcludeerd dat die giften uit enig misdrijf afkomstig waren en dat betrokkene dit ook wist. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen voor een totaalbedrag van € 112.220,00, aldus het totale bedrag aan contante stortingen op de bankrekeningen van betrokkene. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is de rechtbank gebonden aan het oordeel van de strafrechter in de hoofdzaak met betrekking tot het bewezenverklaarde strafbare feit. Om die reden zal de rechtbank dan ook aan het verweer van de raadsman voorbijgaan. Dat betrokkene speelwinsten behaalde met geld dat hij op verjaardagen kreeg is niet aannemelijk gemaakt.
[naam] heeft verklaard dat ze voor betrokkene € 5.000,00 heeft gestort op haar bankrekening, omdat betrokkene dat bedrag niet zelf zou kunnen storten. Het bedrag bestond uit 10 bankbiljetten van € 500,00. [naam] heeft zelf aangegeven dat zij ermee bekend is dat grote coupures, zoals biljetten van € 500,00 kunnen duiden op een witwastypologie. Uit verschillende afgeluisterde telefoongesprekken tussen [naam] en betrokkene blijkt dat zij hebben gesproken over het drugsgeld van de vader van betrokkene en dat zij daar heel erg veel profijt van hebben gehad. Ook zegt [naam] dat zij geen dure dingen wil kopen en niet boven de € 10.000,00 uit wil komen, omdat daarvan een melding kan worden gemaakt (kennelijk in het kader van de Wwft, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme). De rechtbank heeft in de hoofdzaak [naam] als medepleger van het gewoontewitwassen ter zake van het eerder genoemde bedrag van € 112.220,00 aangemerkt.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het gestorte bedrag van € 5.000,00 ook uit misdrijf afkomstig moet zijn geweest en dat [naam] hiervan op de hoogte was. De rechtbank ziet dan ook geen reden om het in de kasopstelling genoemde bedrag van € 117.220,00 met € 5.000,00 te verminderen.
Het verweer van de raadsman treft geen doel.
Evenmin ziet zij aanleiding om de waarde van de Volkswagen Tiguan op het ontnemingsbedrag in mindering te brengen. Uit het dossier blijkt dat de auto betaald is middels inruil van een auto die op naam van de ouders van betrokkene stond plus € 8.000,00 afkomstig van de bankrekening van de vriendin van betrokkene plus € 9.000,00 contant in de vorm van 180 briefjes van € 50,00. Het in mindering brengen zou derhalve hoogstens betrekking kunnen hebben op laatstgenoemde € 9.000,00. Door betrokkene is echter niet aannemelijk gemaakt dat hij die € 9.000,00 heeft opgenomen vanaf zijn eigen bankrekening. Zodoende is niet aannemelijk dat de auto deels is betaald met geld dat betrokkene eerder contant op de rekening had gestort. Aangezien de berekening uitgaat van de op de rekening gestorte contante bedragen, is het aankoopbedrag (nu niet aannemelijk is dat dit van die rekening is afgehaald) niet aftrekbaar van het berekende voordeel. Veroordeelde had dit bedrag kennelijk in contanten voorhanden naast zijn girale saldi.
Ontnemingsbedrag:
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, juist is. Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom geschat op € 119.123,47. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om dit bedrag te matigen, zoals door de verdediging is verzocht.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 119.123,47, conform de vordering van de officier van justitie.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 119.123,47;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 119.123,47, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
365 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. A. Hello en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C.M. Roebroeks en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 mei 2022.
De oudste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling van de Rijksrecherche, Regio Zuid, d.d. 17 maart 2021.
2.Het vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, parketnummer 02/169673-20, d.d. 4 maart 2021.