4.1Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uitgangspunten:
De rechtbank stelt op basis van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, het vonnis van 4 maart 2021en de daaraan ontleende bewijsmiddelen vast dat betrokkene met het door hem gepleegde witwasdelict wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Met betrekking tot de omvang daarvan overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat, evenals de officier van justitie en de raadsman, uit van de eenvoudige kasopstelling die in de ontnemingsrapportage is vermeld, te weten:
Beginsaldo contant geld € 0,00
+ Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen € 1.691,53
- Eindsaldo contant geld € 3.595,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € -1.903,47
- Werkelijk contante uitgaven inclusief bankstortingen € 117.220,00
Verschil € 119.123,47
Het bedrag van € 117.220,00 omvat een totaal bedrag van € 112.220,00 aan contante stortingen op twee bankrekeningen van betrokkene, alsmede een bedrag van € 5.000,00 dat door de partner van betrokkene, [naam] op haar bankrekening is gestort.
Verweren van de raadsman:
De rechtbank overweegt ten aanzien van hetgeen door de raadsman is betwist het navolgende.
De raadsman is van mening dat niet kan worden vastgesteld dat de contante giften, die betrokkene van zijn vader heeft ontvangen, een illegale herkomst hebben. Dit zou betekenen dat er ook geen sprake is van witwassen van de verkregen bedragen. De rechtbank heeft evenwel in de hoofdzaak geconcludeerd dat die giften uit enig misdrijf afkomstig waren en dat betrokkene dit ook wist. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen voor een totaalbedrag van € 112.220,00, aldus het totale bedrag aan contante stortingen op de bankrekeningen van betrokkene. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is de rechtbank gebonden aan het oordeel van de strafrechter in de hoofdzaak met betrekking tot het bewezenverklaarde strafbare feit. Om die reden zal de rechtbank dan ook aan het verweer van de raadsman voorbijgaan. Dat betrokkene speelwinsten behaalde met geld dat hij op verjaardagen kreeg is niet aannemelijk gemaakt.
[naam] heeft verklaard dat ze voor betrokkene € 5.000,00 heeft gestort op haar bankrekening, omdat betrokkene dat bedrag niet zelf zou kunnen storten. Het bedrag bestond uit 10 bankbiljetten van € 500,00. [naam] heeft zelf aangegeven dat zij ermee bekend is dat grote coupures, zoals biljetten van € 500,00 kunnen duiden op een witwastypologie. Uit verschillende afgeluisterde telefoongesprekken tussen [naam] en betrokkene blijkt dat zij hebben gesproken over het drugsgeld van de vader van betrokkene en dat zij daar heel erg veel profijt van hebben gehad. Ook zegt [naam] dat zij geen dure dingen wil kopen en niet boven de € 10.000,00 uit wil komen, omdat daarvan een melding kan worden gemaakt (kennelijk in het kader van de Wwft, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme). De rechtbank heeft in de hoofdzaak [naam] als medepleger van het gewoontewitwassen ter zake van het eerder genoemde bedrag van € 112.220,00 aangemerkt.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het gestorte bedrag van € 5.000,00 ook uit misdrijf afkomstig moet zijn geweest en dat [naam] hiervan op de hoogte was. De rechtbank ziet dan ook geen reden om het in de kasopstelling genoemde bedrag van € 117.220,00 met € 5.000,00 te verminderen.
Het verweer van de raadsman treft geen doel.
Evenmin ziet zij aanleiding om de waarde van de Volkswagen Tiguan op het ontnemingsbedrag in mindering te brengen. Uit het dossier blijkt dat de auto betaald is middels inruil van een auto die op naam van de ouders van betrokkene stond plus € 8.000,00 afkomstig van de bankrekening van de vriendin van betrokkene plus € 9.000,00 contant in de vorm van 180 briefjes van € 50,00. Het in mindering brengen zou derhalve hoogstens betrekking kunnen hebben op laatstgenoemde € 9.000,00. Door betrokkene is echter niet aannemelijk gemaakt dat hij die € 9.000,00 heeft opgenomen vanaf zijn eigen bankrekening. Zodoende is niet aannemelijk dat de auto deels is betaald met geld dat betrokkene eerder contant op de rekening had gestort. Aangezien de berekening uitgaat van de op de rekening gestorte contante bedragen, is het aankoopbedrag (nu niet aannemelijk is dat dit van die rekening is afgehaald) niet aftrekbaar van het berekende voordeel. Veroordeelde had dit bedrag kennelijk in contanten voorhanden naast zijn girale saldi.
Ontnemingsbedrag:
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, juist is. Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom geschat op € 119.123,47. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om dit bedrag te matigen, zoals door de verdediging is verzocht.