Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage:
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
Artikel 5, eerste lid, aanhef en sub a en vierde lid, aanhef en sub a (geldend ten tijde in geding):
1. Recht op uitkering hebben, indien het inkomen per maand na het beëindigen van het bedrijf of beroep minder bedraagt dan de overeenkomstig het vierde lid vastgestelde grondslag en indien aan de in het tweede of het derde lid genoemde voorwaarden wordt voldaan:
a. de gewezen zelfstandige en de echtgenoot;
4. De grondslag bedoeld in het eerste lid, wordt zodanig vastgesteld dat voor:
a. de gewezen zelfstandige en de echtgenoot de helft van de grondslag netto gelijk is aan
Artikel 6, tweede, aanhef en sub b, c, d, e, g en h en derde lid:
2. Geen recht op uitkering heeft de gewezen zelfstandige die:
b. buiten Nederland woont of aldaar anders dan tijdelijk verblijf houdt;
c. niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de
d. rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
e. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
g. de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet, heeft bereikt;
3. Geen recht op uitkering heeft de echtgenoot, indien ten aanzien van deze, dan wel ten aanzien van de gewezen zelfstandige zich een omstandigheid voordoet als omschreven in het tweede lid. Indien zich ten aanzien van de echtgenoot een omstandigheid voordoet als omschreven in het tweede lid, onderdelen b, c, d, e en h, wordt de gewezen zelfstandige aangemerkt als alleenstaande.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en sub a en vierde lid:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inkomen verstaan:
a. voor de gewezen zelfstandige en de echtgenoot: de som van het inkomen uit arbeid of overige inkomen van hemzelf en zijn echtgenoot;
4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat wordt verstaan onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in het eerste lid (…).
Artikel 9, eerste en tweede lid:
1. De uitkering bedraagt het verschil tussen de van toepassing zijnde grondslag en het inkomen.
2. In de in het eerste lid bedoelde uitkering is begrepen een vakantieuitkering ter hoogte van 8/108 van die uitkering.
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB)
Artikel 2:1:
Dit hoofdstuk is van toepassing op het bepalen van inkomen als bedoeld in de (…) Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Artikel 2:4, eerste lid, aanhef sub k en m:
1. Onder overig inkomen wordt verstaan:
k. een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet;
m. een uitkering op grond van een pensioenregeling als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, op grond van een regeling voor vervroegde pensioenuitkering of op grond van functioneel leeftijdsontslag;
Artikel 2:5, eerste lid:
1.In afwijking van de artikelen 2:2, 2:3 en 2:4 wordt vakantiebijslag (…) niet als inkomen uit arbeid of overig inkomen beschouwd.
Artikel 2:8, derde lid:
3. Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers is artikel 2:5 niet van toepassing.
Artikel 2:9, tweede lid, aanhef en sub b:
2. Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige geldt dat:
b. artikel 2:8 (…) derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.
Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ (Regeling)
Artikel 10:
Indien over het inkomen van de belanghebbende aanspraak op vakantietoeslag bestaat neemt het college bij de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand mede op grond van de artikelen 11, 12, 13 of 14 berekende aanspraak op vakantietoeslag in aanmerking.
Artikel 14, eerste lid, aanhef en sub c (geldend ten tijde in geding):
1. Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en het inkomen van de belanghebbende bestaat uit een gekort ouderdomspensioen (…) bedraagt de daarbij behorende aanspraak op vakantietoeslag voor:
c. gehuwden, waarvan een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en de andere echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien:
- het inkomen € 1.158,09 of meer bedraagt: (6,17% x ink) -/- € 15,61
- het inkomen lager is dan € 1.158,09: (6,17% x ink).