Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, wonende in Duitsland, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen een verzuimboete van € 369 die was opgelegd bij de aanslag inkomstenbelasting (IB) 2017. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete die was opgelegd vanwege het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op de hoogte was van zijn verplichtingen, maar desondanks niet tijdig de aangifte heeft ingediend. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging tot het doen van aangifte op het juiste adres was verzonden en dat de omstandigheden die de belanghebbende aanvoerde, zoals een scheidingsprocedure en het verlies van de sleutel van zijn postbus, voor zijn rekening en risico kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de verzuimboete, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij alle in redelijkheid te vergen zorg had betracht om de aangifte tijdig in te dienen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.