ECLI:NL:RBZWB:2022:2839
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na 104 weken arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres, die zich op 28 augustus 2019 ziekmeldde vanuit een Werkloosheidswet (WW)-uitkering, ontving vanaf 27 november 2019 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 25 augustus 2021, na 104 weken arbeidsongeschiktheid, en verklaarde het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond.
Eiseres stelde dat zij gedurende twee maanden geen ZW-uitkering had ontvangen en dat het bestreden besluit onzorgvuldig was genomen. Ze voerde aan dat de beëindiging van de uitkering haar onevenredig schaadde en dat het UWV had moeten afwijken van de wettelijke bepalingen op basis van bijzondere omstandigheden. Daarnaast deed zij een beroep op de hardheidsclausule van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd, aangezien eiseres 104 weken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank stelde vast dat de discussie over de verrekening van de uitkeringen niet relevant was voor de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging, aangezien artikel 29, vijfde lid, van de ZW dwingendrechtelijk is geformuleerd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.