ECLI:NL:RBZWB:2022:2839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4671
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na 104 weken arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres, die zich op 28 augustus 2019 ziekmeldde vanuit een Werkloosheidswet (WW)-uitkering, ontving vanaf 27 november 2019 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 25 augustus 2021, na 104 weken arbeidsongeschiktheid, en verklaarde het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond.

Eiseres stelde dat zij gedurende twee maanden geen ZW-uitkering had ontvangen en dat het bestreden besluit onzorgvuldig was genomen. Ze voerde aan dat de beëindiging van de uitkering haar onevenredig schaadde en dat het UWV had moeten afwijken van de wettelijke bepalingen op basis van bijzondere omstandigheden. Daarnaast deed zij een beroep op de hardheidsclausule van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd, aangezien eiseres 104 weken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank stelde vast dat de discussie over de verrekening van de uitkeringen niet relevant was voor de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging, aangezien artikel 29, vijfde lid, van de ZW dwingendrechtelijk is geformuleerd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4671 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. M. Peelen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 29 juli 2021 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) wordt beëindigd per 25 augustus 2021.
In het besluit van 22 september 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben telefonisch toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder dat een zitting wordt gehouden. Op 17 mei 2022 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 28 augustus 2019 heeft zij zich ziekgemeld vanuit de WW. Met ingang van 27 november 2019 is aan haar een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 4 augustus 2020 is de ZW-uitkering beëindigd per 27 juni 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres een WW-uitkering ontvangen.
Het bezwaar van eiseres is bij besluit van 7 september 2020 gegrond verklaard. In dit besluit is tevens meegedeeld dat de ZW-uitkering weer wordt hervat vanaf 27 juni 2020. Eventuele WW-betalingen die zijn gedaan, zullen zoveel mogelijk worden verrekend met de nabetaling van de ZW-uitkering.
Met het primaire besluit is de uitkering van eiseres beëindigd omdat zij 104 weken ziek is geweest. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering heeft beëindigd per 25 augustus 2021.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert, zakelijk weergegeven aan, dat zij gedurende twee maanden geen ZW-uitkering heeft ontvangen. Achteraf bleek ze toch recht te hebben op een ZW-uitkering. Door de verrekening met de eerder ontvangen WW-uitkering heeft zij te weinig uitkering ontvangen. Eiseres is van mening dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen. Verder stelt zij dat zij door het besluit onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Er is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak dient het UWV ten gunste van haar af te wijken van de wettelijke bepalingen. Subisidiar heeft zij een beroep gedaan op de hardheidsclausule, zoals voorzien in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
Standpunt UWV
4. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 28 augustus 2019 zonder onderbrekingen ziek is geweest. Na 104 weken arbeidsongeschikt wordt de ZW-uitkering beëindigd. Het gaat daarbij om een periode van ongeschiktheid en niet om de betaling van ZW of WW. Het UWV merkt op dat de discussie meer ziet op de verrekening van de uitkeringen. Daarover is eerder al met eiseres gecommuniceerd en dat valt buiten deze procedure.
Beoordeling rechtbank
5. Ingevolge artikel 29, vijfde lid, van de ZW wordt geen ziekengeld uitgekeerd nadat een tijdvak van 104 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken.
Niet in geschil is dat eiseres vanaf 28 augustus 2019 doorlopend arbeidsongeschikt is geweest. Ook is niet in geschil dat eiseres op 25 augustus 2021 104 weken arbeidsongeschiktheid is geweest. Dit betekent dat het recht op ZW met ingang van deze datum moet worden beëindigd. Of de ZW-uitkering al dan niet volledig tot uitbetaling is gekomen, is daarbij niet van belang.
Artikel 29, vijfde lid, van de ZW is dwingendrechtelijk geformuleerd. Dat betekent dat bij toepassing van dit artikel geen ruimte bestaat voor een belangenafweging. Het UWV heeft ook geen (buitenwettelijk begunstigend) beleid geformuleerd op artikel 29, vijfde lid, van de ZW. Het beroep van eiseres op artikel 4:84 van de Awb kan daarom niet slagen. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, nu er geen sprake is van een bestuursbevoegdheid met beleidsruimte, ook het beoordelingskader zoals genoemd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 [1] niet van toepassing is. [2]
6. Eiseres stelt dat zij nadeel heeft ondervonden als gevolg van de verrekening van de ZW- en WW-uitkering. Voor zover dat het geval is, overweegt de rechtbank dat dit geen gevolg is van het in deze procedure te beoordelen bestreden besluit, maar van het besluit van 4 augustus 2020. Daarover kan in deze procedure niet worden geoordeeld. De rechtbank constateert dat eiseres betreffende de verrekening van de uitkeringen een schadeverzoek bij het UWV heeft ingediend en dat het UWV bij brief van 18 november 2020 daarop heeft beslist.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 24 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.