ECLI:NL:RBZWB:2022:290
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op een Wob-verzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 januari 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld dat zij heeft ingesteld na de uitspraak van 12 mei 2021, waarin de rechtbank verweerder had opgedragen binnen twee weken te beslissen op haar Wob-verzoek. Eiseres stelt dat verweerder deze beslissing niet heeft genomen, wat aanleiding geeft tot haar beroep. De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit niet vereist is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en bepaalt dat verweerder dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 379,50. De rechtbank concludeert dat de zaak licht van gewicht is, gezien de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.